Hooglied van Salomo

Mijn eigen vertaling van Hooglied

Dit document bevat mijn persoonlijke vertaling van het boek Hooglied vanuit de Hebreeuwse grondtekst; ik heb deze vertaling gemaakt omdat andere Nederlandse vertalingen m.i. tekortdoen aan de profetische betekenis van het boek Hooglied. In al mijn documenten over het boek Hooglied gebruik ik mijn eigen vertaling. De indeling van het boek Hooglied met alle toegevoegde opschriften zijn mijn persoonlijke keus, die ik gemaakt heb op grond van het onderwijs dat ik zelf over het boek Hooglied heb ontvangen. Ik gebruik deze tekst als dagelijkse bron van meditatie en gebed.

1:1 de titel.
1 Het allermooiste lied, van Salomo.

1:2-4 het hoofdthema: de Goddelijke kus.

de bruid
2 Laat hij mij mogen kussen met zijn mond! Want jouw liefde is veel beter dan wijn.
3 Jouw huidolie is zo heerlijk van geur, en jouw naam is als uitgegoten olie. Daarom houden de jonge meisjes zo van jou.
4 Trek mij met je mee, daarna zullen wij gaan rennen. De koning brengt mij naar zijn kamers, laten wij juichen en ons verheugen, en jouw liefde ter sprake brengen, liever dan wijn te drinken! Met recht heeft men jou lief!

1:5-7 de eerste crisis van de bruid: schaamte.

de bruid
5 Mijn huidskleur is bijna zwart, maar ik ben toch aantrekkelijk, dochters van Jeruzalem; ik ben donker als de tenten van Kedar, maar mooi als de tentkleden van Salomo.
6 Kijk niet op mij neer, omdat mijn huid donker is, want de zon heeft mij verbrand. De zonen van mijn moeder waren hard tegen mij en ze stelden mij aan tot bewaakster van hun wijngaarden. Maar ik heb mijn eigen wijngaard niet bewaakt.

7 Vertel mij toch, mijn allerliefste, waar jij de kudde laat weiden, waar jij ’s middags jouw kudde laat rusten. Want waarom zou ik zijn als een onherkenbaar gesluierde vrouw bij de kudden van jouw vrienden?

1:8-11 de zorgzame Herder.

de bruidegom
8 Als je het niet weet, o jij mooiste van alle vrouwen, volg dan het spoor van de kudde, en weid jouw jonge geiten bij de verblijfplaats van de herders.
9 Ik vergelijk jou met een merrie voor de wagen van farao, mijn vriendin!
10 Hoe lieflijk zijn jouw wangen temidden van de sieraden, zo is ook jouw hals met een kettinkje om.
11 Wij zullen gouden sieraden voor je maken met stippen van zilver.

1:12-17 de Koning die leven geeft.

de bruid
12 Zolang de koning vlak bij mij is, geeft mijn nardus z’n geur.
13 Mijn geliefde is voor mij als een bundel mirre tussen mijn borsten.
14 Mijn geliefde is voor mij als een tros hennabloemen uit de wijngaarden van Engedi.

de bruidegom
15 Wat ben je mooi, mijn vriendin, wat ben je mooi; je ogen zijn als duiven.

de bruid
16 Wat ben je mooi, mijn geliefde en ook zo lieflijk, en onze rustbank is weelderig groen,
17 de balken van ons huis zijn ceders en de dakspanten zijn cypressen.

2:1-7 de Koning die overvloed geeft.

de bruid
1 Ik ben een roos van Saron, een lelie uit de dalen.

de bruidegom
2 Als een lelie tussen de distels, zo is mijn vriendin tussen de meisjes.

de bruid
3 Als een appelboom tussen de bomen van het bos, zo is mijn geliefde tussen de jongens. Ik verlang ernaar om in zijn schaduw te zitten, en zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4 Hij brengt mij naar het wijnhuis en zijn liefde is als een banier boven mij.
5 Versterk mij met rozijnenkoeken, en verkwik mij met appels, want ik voel me zwak vanwege de liefde.
6 Zijn linkerarm is onder mijn hoofd en zijn rechterarm omhelst mij!

de bruidegom
7 Ik bezweer jullie, meisjes van Jeruzalem, bij de gazellen of bij de hinden van het veld: maak de liefde niet wakker en por haar niet aan, voordat zij daaraan toe is.

2:8-14 de soevereine Koning.

de bruid
8 Hoor, de stem van mijn geliefde! Kijk, daar komt hij, springend over de bergen en dansend over de heuvels.
9 Mijn geliefde lijkt op een gazelle of het jong van een hert. Zie, hij staat achter onze muur; hij kijkt aandachtig door de vensters, en met schitterende ogen kijkt hij tussen de spijlen door.

de bruidegom
10 Mijn geliefde antwoordt en zegt tegen mij: Sta op, mijn mooie vriendin, en kom mee.
11 Want zie eens, de winter is voorbij, de regenbuien zijn over, ze zijn verdwenen.
12 De bloesems zijn op het veld verschenen, de zangtijd is aangebroken, en het geluid van de tortelduif wordt in het land gehoord.

13 De groene vijgen rijpen al aan de vijgenboom, en de bloesems van de wijnranken geven hun geur. Sta op, mijn mooie vriendin, en kom mee!
14 Mijn duif in de rotskloof, verscholen in de bergwand, laat mij jouw gestalte zien, laat mij je stem horen, want jouw stem is zo lieflijk en jouw gestalte is zo aantrekkelijk.

2:15-17 de bruid die terugdeinst in angst.

de bruid
15 Wil jij de vossen voor ons vangen, de kleine vossen die de wijngaard verwoesten, juist nu onze wijngaarden in bloei staan.
16 Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem, die tussen de lelies weidt.
17 Keer je om, mijn geliefde, totdat de dag aanbreekt en de schaduw verdwijnt, en doe als de gazelle of als het jong van een hert op de doormidden gespleten bergen.

3:1-5 de tweede crisis: de discipline van de Bruidegom.

de bruid
1 In de nacht op mijn bed zocht ik mijn allerliefste; ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
2 Toen stond ik op en ging rond in de stad, op het plein en in de straten, om mijn allerliefste te zoeken; ik zocht hem, maar ik vond hem niet.

3 De wachters, die in de stad hun ronde deden, troffen mij aan; ik zei: “Hebben jullie ook mijn allerliefste gezien?”
4 Toen ik nog maar net bij hen was weggegaan, vond ik mijn allerliefste. Ik greep hem vast en liet hem niet meer los, totdat ik hem meegebracht had naar het huis van mijn moeder, tot in de kamer van haar die mij gebaard had.

de bruidegom
5 Ik bezweer jullie, meisjes van Jeruzalem, bij de gazellen of bij de hinden van het veld: maak de liefde niet wakker en por haar niet aan, voordat zij daaraan toe is.

3:6-11 de veilige Verlosser.

de bruid
6 Wie komt daar tevoorschijn uit de woestijn als zuilen van rook, terwijl reukoffers worden gebracht van mirre en wierook, afkomstig uit allerlei kruiden van de koopman?
7 Kijk, dat is de draagstoel van Salomo, die omringd wordt door zestig helden, die geselecteerd zijn uit de helden van Israël.
8 Ze houden allemaal het zwaard vast en ze zijn geoefend in de strijd; elke man heeft het zwaard aan zijn heup met het oog op de verschrikkelijke dingen, die in de nacht gebeuren.

9 Koning Salomo maakte een draagkoets van hout, dat van de Libanon gehaald was.
10 De spijlen maakte hij van zilver, de leuning van goud, en de zitting van purper; de binnenkant is met liefde geborduurd door de meisjes van Jeruzalem.
11 Ga naar buiten, meisjes van Sion, kijk naar koning Salomo, die de kroon draagt, waarmee zijn moeder hem gekroond heeft op zijn trouwdag, op de dag van zijn diepste vreugde.

4:1-8 zijn profetische toerusting voor haar geestelijke strijd.

de bruidegom
1 Je bent zo mooi, mijn vriendin, o, je bent zo mooi; je ogen zijn als duiven, door je sluier heen, en je haar golft als een kudde geiten, die vanaf de bergen in Gilead neerdalen.
2 Je tanden zijn als een kudde geschoren schapen, die twee aan twee omhoogklimmen uit de wasplaats; geen enkele van hen is onvruchtbaar.
3 Je lippen zijn als een karmozijnrode draad en je manier van spreken is zo lieflijk. Je wangen zijn als opengebarsten granaatappels, door je sluier heen.
4 Jouw hals is als de toren van David, die gebouwd is met kantelen; bovenaan hangen duizend schilden, en het zijn allemaal schilden van helden.
5 Je beide borsten zijn als twee welpen, een tweeling van een gazelle, die tussen de lelies weidt.

de bruid
6 Totdat de dag aanbreekt en de schaduw verdwijnt, zal ik naar de mirreberg gaan, naar de wierookheuvel.

de bruidegom
7 Alles is mooi aan jou, mijn vriendin, je bent zonder enig gebrek.
8 Kom bij mij vanaf de Libanon, mijn bruid, kom bij mij vanaf de Libanon, kijk aandachtig naar beneden vanaf de top van de Amana, vanaf de top van de Senir, dat is de Hermon, waar de holen van de leeuwen zijn, vanaf de bergen waar panters zijn.

4:9-5:1 zijn extase en haar toerusting tot het kruis.

de bruidegom
9 Jij hebt mijn hart overweldigd, mijn zuster, mijn bruid, overweldigd met één blik van je ogen, met één kettinkje aan je hals.
10 Wat is jouw liefde mooi, mijn zuster, mijn bruid; jouw liefde is zoveel beter dan wijn, en de geur van jouw huidolie is heerlijker dan alle balsemgeuren.
11 Jouw lippen druppelen als een stuk honingraat, mijn bruid; honing en melk zijn onder je tong, en de geur van je kleren is als de geur van de Libanon.

12 Je bent een ommuurde tuin, mijn zuster, mijn bruid, afgesloten welwater, een verzegelde bron.
13 Wat uit jou omhoogkomt is een paradijs van granaatappelbomen met de meest heerlijke vruchten, hennabloemen en nardusplanten,
14 Nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, allerlei wierookbomen, mirre en aloë, met alle kostbaarste balsemgeuren.
15 Je bent een bron te midden van tuinen, een put met helder water, een bergbeek van de Libanon!

de bruid
16 Ontwaak, noordenwind, en kom, zuidenwind, waai door mijn tuin en laat zijn balsemgeuren stromen! Mijn geliefde mag in zijn tuin komen en daaruit de heerlijkste vruchten eten.

de bruidegom
1 Ik kom in mijn tuin, mijn zuster, mijn bruid; ik pluk mijn mirre en mijn balsem, ik eet mijn raat met mijn honing, ik drink mijn wijn met mijn melk. Eet, mijn vrienden, en drink, en wordt dronken, mijn beste vrienden.

5:2-8 de tweevoudige test in volwassenheid.

de bruid
2a Ik sliep, maar mijn hart was wakker. Hoor, mijn geliefde klopt aan.

de bruidegom
2b Doe open voor mij, mijn zuster, mijn vriendin, mijn duif, jij die volmaakt bent, want mijn hoofd is nat van de dauw, mijn lokken zitten vol van dauwdruppels in de nacht.

de bruid
3 Ik heb mijn kleding al uitgedaan, hoe kan ik ze dan nu weer aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe kan ik ze dan weer vuil gaan maken?
4 Mijn geliefde stak zijn hand door het gat in de deur naar binnen en daardoor werd ik emotioneel overweldigd.
5 Ik stond op om de deur voor mijn geliefde open te doen; mijn handen dropen daarna van mirre, die op de handgreep van de deurgrendel zat, en de mirre vloeide van mijn vingers af.

6 Ik deed open voor mijn geliefde, maar mijn geliefde had zich omgedraaid en was verdergegaan. Hij had echter tot mij gesproken en nu ging ik naar buiten. Ik zocht hem daar, maar ik vond hem niet, ik riep hem, maar hij antwoordde mij niet.
7 De wachters, die in de stad hun ronde deden, troffen mij aan; zij sloegen en verwondden mij, en zij trokken mijn omslagdoek af, de wachters van de muren.
8 Ik bezweer jullie, meisjes van Jeruzalem, wanneer jullie mijn geliefde tegenkomen, wat gaan jullie hem dan vertellen? Vertel hem dat ik me zwak voel vanwege de liefde.

5:9-6:3 de majestueuze Koning-Bruidegom.

de meisjes van Jeruzalem
9 Waarom is jouw geliefde meer dan een ander, o jij mooiste van alle vrouwen? Waarom is jouw geliefde meer dan een ander, dat jij ons dit zo bezweert?

de bruid
10 Mijn geliefde is schitterend wit, maar ook rood; hij steekt als een banier uit boven tienduizenden anderen.
11 Zijn hoofd is als fijn goud, als gelouterd goud; zijn lokken zijn krullend en zwart als de raven.
12 Zijn ogen zijn als duiven bij een stromende beek, schoongewassen in melk; ze zitten op de juiste plaats.
13 Zijn wangen zijn als balsembedden, met perken voor kruiden; zijn lippen zijn als lelies, die druipen van vloeibare mirre.

14 Zijn handen zijn wendbare gouden delen, gevuld met turkoois; zijn buik is als een glimmende schijf van ivoor, die ingelegd is met saffier.
15 Zijn benen zijn als pilaren van witmarmer, die verankerd zijn op voetstukken van gelouterd goud; zijn gestalte is zo fier als een speciaal uitgekozen ceder van de Libanon.
16 Zijn gehemelte is bijzonder zoet, en alles aan hem is zo enorm aantrekkelijk. Zó is mijn geliefde, zó is mijn vriend, meisjes van Jeruzalem.

de meisjes van Jeruzalem
1 Waar is jouw geliefde naar toe gegaan, o jij mooiste van alle vrouwen? Welke weg heeft jouw geliefde ingeslagen? Want wij willen samen met jou naar hem gaan zoeken.

de bruid
2 Mijn geliefde is naar beneden gegaan in zijn tuin, naar de balsembedden, om in de tuinen te weiden en om lelies te plukken.
3 Ik ben van mijn geliefde en mijn geliefde is van mij; hij weidt tussen de lelies.

6:4-10 zijn eerbetoon aan de beproefde bruid.

de bruidegom
4 Je bent zo mooi, mijn vriendin, mooi als Tirsa, bekoorlijk als Jeruzalem, geducht als een leger met de banieren omhoog.
5 Keer je ogen van mij af, want ze brengen mij in verwarring; je haar golft als een kudde geiten, die neerdalen van Gilead.
6 Je tanden zijn als een kudde schapen, die twee aan twee omhoogklimmen uit de wasplaats; geen enkele van hen is onvruchtbaar.
7 Je wangen zijn als opengebarsten granaatappels, door je sluier heen.

8 Er zijn wel zestig koninginnen en tachtig bijvrouwen, en zoveel meisjes dat ze niet te tellen zijn.
9 Maar zij, mijn duif die volmaakt is, is uniek; ze is het enige kind van haar moeder, stralend voor degene die haar gebaard heeft. Alle meisjes, die haar zien, complimenteren haar; elke koningin en elke bijvrouw juicht haar toe.
10 Wie is zij, die vooruitkijkt als de dageraad, en mooi is als het helderwitte maanlicht, stralend als de gloeiende zonnewarmte, en geducht als een leger met de banieren omhoog?

6:11-7:6 het eerbetoon van medegelovigen aan de bruid.

de bruid
11 Ik daalde af naar de notenboomgaard beneden in het dal om te kijken naar de groene aren, om te kijken of de wijnstok al ranken had, en of de granaatappelbomen al knoppen kregen.
12 Maar voordat ik het besefte plaatste mijn innerlijk mij op een wagen van het adellijke volk.

de meisjes van Jeruzalem
1a Keer terug, keer toch terug, vriendin van Salomo; keer terug, keer toch terug, opdat wij nog beter naar jou mogen kijken!

de sceptici
1b Waarom willen jullie nog beter naar de vriendin van Salomo kijken alsof zij tussen twee legers danst?

de meisjes van Jeruzalem
2 Wat heb jij een prachtige manier van lopen als je je schoenen aanhebt, jij dochter van adellijke komaf! De manier waarop jij jezelf met je heupen omdraait is als een sieraad zo mooi, als het werk uit de hand van een meester.
3 Je navel is als een ronde beker, waarin geen gebrek is aan gemengde wijn; je schoot is als een hoop tarwe, die omringd is met lelies.

4 Je beide borsten zijn als twee welpen, als de tweeling van een gazelle.
5 Je hals is als een toren van ivoor; je ogen zijn als de vijvers van Chesbon bij de poort van Bat-rabbim, en je neus is als een toren op de Libanon, waarop men waakzaam uitkijkt naar Damascus.
6 Je hoofd is als de Karmel, je haarlokken zijn als purper; de koning raakt gevangen in die lokken.

7:7-10a zijn partnerschap met de bruid.

de bruidegom
7 Wat is de liefde toch mooi; wat kan men toch heerlijk van haar genieten!
8 Ja, jouw gestalte lijkt op een palmboom, en je borsten zijn als dadeltrossen.
9 Ik zei: Ik wil deze palmboom beklimmen en zijn takken vastgrijpen; dan zullen jouw borsten worden als trossen aan de wijnstok, en de geur in jouw neus als appels.
10 Jouw gehemelte wordt dan als de beste wijn…

7:10b-14 haar partnerschap met de Bruidegom.

de bruid
10 …die rechtstreeks naar mijn geliefde toestroomt, en zacht over zijn lippen glijdt, terwijl hij slaapt.
11 Ik ben van mijn geliefde, en in vurig verlangen strekt hij zich naar mij uit.
12 Ga mee, mijn geliefde, laten we naar buiten gaan naar het platteland; laten we de nacht doorbrengen in de dorpen.

13 Laten we vroeg opstaan en naar de wijngaarden gaan om te zien of de wijnstok al ranken krijgt, of de druivenbloesems al zijn opengegaan, en of de granaatappelbomen al knoppen krijgen. Dáár zal ik jou mijn liefde geven.
14 De liefdesappels geven hun geur, en naast de deuren groeien allerlei heerlijke vruchten, nieuwe en zelfs nog oude; ik heb ze veilig voor jou bewaard, mijn geliefde.

8:1-4 partners in nederigheid en vrijmoedigheid.

de bruid
1 Och, was jij maar mijn broertje, dat nog aan de borst van mijn moeder dronk! Als ik je dan buiten vond, zou ik je kussen en niemand zou mij daarom minachten.
2 Dan zou ik je meenemen en naar het huis van mijn moeder brengen, want zij is degene die mij opvoedt; dan zou ik je te drinken geven van gekruide wijn, van de jonge wijn, die van granaatappels gemaakt is.
3 Jouw linkerarm is onder mijn hoofd en jouw rechterarm omhelst mij.

de bruidegom
4 Ik bezweer u, meisjes van Jeruzalem, waarom willen jullie de liefde wakker maken en aanporren, voordat zij eraan toe is?

8:5-7 het huwelijkszegel van volwassen liefde.

de bruidegom
5 Wie is zij die daar tevoorschijn komt uit de woestijn, terwijl zij leunt op haar geliefde? Onder de appelboom maakte ik jou wakker; daar had jouw moeder een pijnlijke bevalling, daar had zij, die jou baarde, een pijnlijke bevalling.
6 Plaats mij als een zegel op je hart, als een zegel op je arm. Want de liefde is sterk als de dood, de jaloersheid is onverbiddelijk hard als het dodenrijk; haar vlammen zijn vlammen van vuur, laaiende vlammen.

7 Er is geen water dat de liefde kan blussen en rivieren kunnen haar niet wegspoelen. Zelfs wanneer iemand alle rijkdommen in zijn huis opgeeft voor de liefde, dan nog zal dat feit op hem geen enkele indruk kunnen maken.

8:8-9 de voorbede van de bruid voor de gemeente.

de bruid
8 Wij hebben een zusje, dat nog geen borsten heeft. Wat zullen wij met ons zusje doen, wanneer iemand tegen haar spreekt?
9 Als zij een muur is, dan bouwen wij daarop zilveren kantelen, maar als zij een deur is, dan sluiten wij die af met planken van cederhout.

8:10-12 onthulling van de volwassenheid van de bruid.

de bruid
10 Ik was een muur en mijn borsten waren als torens. Toen werd ik in zijn ogen als iemand, die vrede vond.
11 Salomo bezat een wijngaard in Baäl-Hamon. Hij vertrouwde die wijngaard toe aan bewakers; ieder van hen bracht duizend zilverstukken mee voor de vruchten ervan.
12 Mijn wijngaard ligt vlak voor mij; ik geef duizend aan jou, Salomo, en tweehonderd aan de bewakers van de vrucht.

8:13-14 de laatste opdracht en voorbede.

de bruidegom
13 Jij die in de tuinen woont, mijn vrienden luisteren naar jouw stem; laat vooral mij ernaar mogen luisteren!

de bruid
14 Kom vlug, mijn geliefde, en doe als een gazelle of als het jong van een hert op de bergen vol balsemkruid.

Getekend: V.v.d.B.

Copyright betekent voor uitsluitend de studieartikelen op deze website: ‘Right to copy’. Eenieder mag voor studiedoeleinden de artikelen gebruiken en als nodig aanpassen.