Studies Nieuwe Testament

De fases van geestelijke groei.

Dit is de eerste van een grote verzameling studies van het Nieuwe, ook wel genoemd Tweede Testament.

1Joh.2:12-14 Kinderen, ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van Zijn naam. Ik schrijf u, ouderen: u kent Hem die er is vanaf het begin. Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen. Kinderen, ik schrijf u dus dat u de Vader kent. Ouderen, u schrijf ik: u kent Hem die er is vanaf het begin. Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt het kwaad overwonnen.

A: Introductie.
1Kor.15:46 Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse. Pas daarna komt het geestelijke.

God heeft in Zijn wijsheid de principes van Zijn karakter en de beginselen van Zijn Koninkrijk afgebeeld in de schepping, zodat wij in de natuur belangrijke lessen kunnen leren over de geestelijke realiteit (Ps.19:2-3), dus ook over de geestelijke groei. Zoals wij deel gekregen hebben aan het aardse leven door onze geboorte zo krijgen wij ook deel aan het hemelse leven door geboorte, namelijk door de wedergeboorte.

Joh.3:6 Wat geboren is uit een mens is menselijk, wat geboren is uit de Geest is geestelijk.

Zoals wij op aarde alleen maar kunnen groeien door voeding voor elk deel van ons mens zijn, natuurlijke voeding, emotionele voeding, intellectuele voeding et cetera. zo kunnen wij geestelijk alleen maar groeien door geestelijke voeding. Het meest centrale voedingselement van de geestelijke groei is de liefde van God de Vader, met andere woorden geestelijke groei is groeien door de liefde. Zonder kennis en beleving van Gods Vaderliefde is het onmogelijk om geestelijk op te groeien tot een volwassen gelovige. De Bijbel als het Woord van God, de liefdesbrief van onze hemelse Vader, speelt daarbij een heel belangrijke rol.

Joh.15:9-11 Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in Mijn liefde: je blijft in Mijn liefde als je je aan Mijn geboden houdt, zoals Ik Me ook aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in Zijn liefde blijf. Dit zeg Ik tegen jullie om je Mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn.

Efez.3:18-19 Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid.

Zoals de tabernakel van Mozes op aarde een ritueel schaduwbeeld was van de geestelijke werkelijkheid in de hemel (Hebr.9:1+9, 10:1), zo is ook de aardse geboorte en de natuurlijke groei van ons aardse leven een schaduwbeeld van de geestelijke werkelijkheid. Wij moeten namelijk geestelijk geboren worden om het koninkrijk van God te kunnen zien, laat staan dat wij het koninkrijk van God kunnen binnengaan.

Joh.3:3 Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.

Joh.3:5 Waarachtig, Ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.

Om die reden schreef de apostel Johannes zijn eerste brief aan gelovigen die nog op allerlei verschillende niveaus van geestelijke groei bezig waren. De NBV-vertaling beschrijft drie verschillende leeftijdsfases in geestelijke groei, namelijk kinderen, jongeren en ouderen. Maar het oorspronkelijke Grieks beschrijft vier verschillende leeftijdsfases in geestelijke groei, zoals dat bijvoorbeeld goed vertaald wordt in de NBG- en de Statenvertaling.

B: De vier verschillende fases van geestelijke groei.
1Joh.2:12-14 (NBG) Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen.

Johannes beschrijft hier de vier verschillende leeftijdsfases van kleine kinderen (kinderkens), kinderen, jongelingen en vaders, waarbij de jongelingen en de vaders elk twee keer worden genoemd. Voor elke fase geeft hij een kenmerk dat karakteristiek is voor de geestelijke waarheid die in die fase overheerst om de gelovige gezond te laten opgroeien in het geloof. Niemand geeft immers roggebrood aan een baby, en ook niemand geeft alleen maar babyvoeding aan een volwassen mens; elke leeftijdsfase heeft zijn eigen soort voedsel nodig om de gelovige op een gezonde manier zo snel en sterk mogelijk naar de volgende fase te brengen.

Hier zit ongelooflijk veel Goddelijke liefde en wijsheid achter, en wanneer wij hierin inzicht ontwikkelen, kunnen wij onszelf voor veel problemen behoeden door geen voorwaarden aan onszelf te stellen die horen bij een andere leeftijdsfase dan waarin wij zelf zitten. Een baby moet zich niet druk maken over huiswerk op school, zoals een kind dat wel moet doen; een kind daarentegen hoeft zich niet druk te maken over een carrière in het zakenleven, waar een jongeman zich wel mee bezighoudt. Een jongeman hoeft zich niet bezig te houden met de zeer gerijpte levenswijsheid van een vaderfiguur, daar het ontwikkelen van dergelijke wijsheid vele jaren van leven nodig heeft.

Wanneer wij inzicht ontwikkelen in de Goddelijke strategie van geestelijke groei, kunnen wij rekening houden met de behoeften van elke geestelijke fase, zowel in ons eigen leven als in de levens van andere gelovigen. Omdat het Nieuwe Testament zelfs vijf verschillende Griekse woorden gebruikt voor vijf verschillende levensfases, beschrijf ik ook vijf verschillende aspecten van geestelijke groei in dit document. Ik geef het Nederlandse woord van de levensfase met daarachter het Griekse woord dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt.

C: De baby (nepios).
Het Griekse woord nepios wordt in het Nieuwe Testament 14 keer gebruikt en wordt in de NBG-vertaling vertaald met het woordje onmondig, en één keer met zuigeling; het gaat hier dus om een zeer klein kind dat nog niet in staat is om te spreken. Dit is de babyfase van het geestelijke leven, maar er valt zeer veel positiefs over deze fase te zeggen.

C1: Ze zijn uit God geboren.
Joh.1:12-13 Wie Hem (Jezus) wel ontvingen en in Zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.

1Petr.1:22-23 Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd …… als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende en altijd blijvende woord.

Wat je ook van baby’s wilt zeggen, één ding is wel duidelijk en dat is dat ze geboren zijn en werkelijk leven, want dat blijkt uit een heleboel dingen, o.a. uit het geluid dat ze maken. Ze eisen alle aandacht op voor zichzelf, en zijn totaal niet gericht op het belang van anderen; dat blijkt uit de vuile luiers en het gehuil dat ouders uit de slaap kan houden. Maar de meeste ouders zijn dolgelukkig met hun baby zonder aandacht te slaan op de bijkomende negatieve gevolgen voor hun nachtrust en portemonnee. Baby’s worden geboren en van harte welkom geheten in de grote mensenwereld; er worden geboortekaartjes verstuurd en als het even kan komen familie en vrienden op bezoek om de baby te bewonderen. Niemand stoort zich aan het lawaai van de baby, de aandacht die ze opeisen en het vuil dat ze produceren; dat hoort nu eenmaal bij deze fase in het leven.

C2: Ze kunnen geestelijk zien.
Joh.3:3 Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.

Joh.3:5 Waarachtig, Ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.

Het is ongelooflijk, maar toen wij nog niet wedergeboren waren, hadden wij echt geen enkel begrip van het koninkrijk van God, omdat wij niet bij machte waren inzicht te hebben in de bovennatuurlijke wereld. Maar zodra wij wedergeboren werden, werden wij ons opeens ook bewust van de realiteit van de hemelse wereld, waar God woont en waar de engelen zijn. Met de wedergeboorte hebben wij niet alleen nieuw, geestelijk leven ontvangen, maar ook zijn onze geestelijke ogen geopend, hoewel wij vóór onze wedergeboorte nog geen enkel idee hadden dat wij geestelijke ogen hadden.

Maar tegelijk met de geestelijke geboorte zijn ook onze geestelijke ogen opengegaan, en konden wij het koninkrijk van God zien, ook al was dat nog maar in een onvolwassen stadium. En doordat wij het koninkrijk van God kunnen zien, ontvangen wij ook het vermogen om nu al met vrijmoedigheid dat koninkrijk van God binnen te gaan om voor Gods troon van genade te verschijnen in gebed (Hebr.4:16). En dankzij onze wedergeboorte is ons leven krachtig vernieuwd door de Heilige Geest.

Tit.3:4-7 Maar toen zijn de goedheid en mensenliefde van God, onze redder, openbaar geworden en heeft Hij ons gered, niet vanwege onze rechtvaardige daden, maar uit barmhartigheid. Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwende kracht van de Heilige Geest, die Hij door Jezus Christus, onze redder, rijkelijk over ons heeft uitgegoten. Zo zijn wij door Zijn genade als rechtvaardigen aangenomen en krijgen we deel aan het eeuwige leven waarop we hopen.

C3: Ze zijn ontvankelijk.
Matt.11:25-26 In die tijd zei Jezus ook: Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden maar ze aan eenvoudige mensen (nepios) hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt U het gewild.

Het kenmerkende van baby’s is dat ze van nature ontvankelijk zijn, d.w.z. dat ze gemakkelijk kunnen ontvangen; het woord ‘geven’ komt nog niet in hun woordenboek voor, maar wel het woord ‘ontvangen’. Het ontvangen van de moedermelk is een natuurlijke eigenschap voor baby’s die niet aangeleerd hoeft te worden; niet alleen bij mensen maar ook bij dieren zien we het gemak waarmee het pasgeborene ontvangen kan.

Om te kunnen geven is een leven van groei naar volwassenheid nodig, maar om te kunnen ontvangen hoeft niets aangeleerd te worden, want het zit er van nature in. Jezus maakte duidelijk dat deze ontvankelijke eigenschap een absolute voorwaarde is om het koninkrijk te kunnen ontvangen; hoewel wij in het verstand volwassen zijn, hebben wij in onze geest een kinderlijke mentaliteit nodig om geestelijke openbaring van de Vader te ontvangen. Daarvoor hoeven wij het verstand niet opzij te schuiven, maar wel moeten we ons intellect onderwerpen aan de heerschappij van de Heilige Geest die vanaf de wedergeboorte in onze geest woont.

Daarom moeten wij worden als een kind, niet in ons natuurlijk gedrag maar wel in ons geloof; want het geloof van een kind is niet gebaseerd op zijn denkvermogen maar op de betrouwbaarheid van zijn vader die zegt dat bepaalde dingen waar zijn, en dat hij zijn beloften zal nakomen. Kinderen kunnen veel gemakkelijker geloven dan volwassenen die geremd worden in hun houding om te ontvangen door de negatieve ervaringen die ze in het leven hebben meegemaakt. Maar onze geest moet zich niet laten leiden door ervaringen maar door de betrouwbaarheid van onze hemelse Vader; dan zullen wij nu al beslag kunnen leggen op ervaringen met het koninkrijk van God.

Matt.18:1-4 Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel? Hij riep een kind bij Zich, zette het in hun midden neer en zei: Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.

C4: Ze staan open voor lofprijzing.
Matt.21:16 Door de mond van kinderen (nepios) en zuigelingen hebt U Zich een loflied laten zingen.

Jezus citeerde deze tekst uit Psalm 8 op een moment dat er kinderen in de tempel waren die “Hosanna voor de Zoon van David!” tegen Hem riepen, waardoor de hogepriesters en de schriftgeleerden zeer verontwaardigd werden en Jezus vroegen om de kinderen te laten stoppen met hun geroep. Uit dit gebeuren en ook uit de dagelijkse praktijk van kinderlijke reacties op vreugdevolle gebeurtenissen kunnen we zien hoe gemakkelijk kinderen enthousiast worden, wat een bepaalde vorm van lofprijzing is.

Kleine kinderen zijn ongeremd in hun emotionele expressies, terwijl volwassenen geleerd hebben om zich in te houden in de expressie van hun emoties. Dat laatste is op bepaalde momenten een goede keuze, maar als het gaat om de expressie van onze lofprijzing en aanbidding van God is geremdheid in onze emoties een afschuwelijk tegenstander. God laat Zich een loflied zingen door kinderen en zuigelingen, en Hij geniet daar enorm van zonder enig gevoel van terughoudendheid; het zijn volwassenen die op dit terrein van de kinderen moeten leren, en niet andersom.

Volwassen mensen die tot geloof in Jezus komen, zijn op dat moment nog geestelijke baby’s en moeten dat feit leren accepteren, ook wanneer ze in aanbidding zijn. Expressieve lofprijzing is een gave van de Heilige Geest die alleen goed kan functioneren wanneer wij God liefhebben met heel ons hart, heel onze ziel, ons hele verstand en al onze kracht, want dat is het eerste en grote gebod (Matt.22:37-38).

C5: Ze leven nog van melk.
1Kor.3:2 Ik heb u melk gegeven, geen vast voedsel; daar was u niet aan toe.

Hebr.5:13 Wie melk drinkt is nog een klein kind en heeft geen weet van de draagwijdte van de verkondigde gerechtigheid.

1Petr.2:2 Verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt.

Hoeveel positieve dingen we ook over baby’s en zuigelingen kunnen zeggen, op geestelijk terrein geldt hetzelfde als op het natuurlijke vlak, namelijk dat ze onvolwassen zijn en alleen melk kunnen drinken. Om werkelijk volwassen te worden is vast voedsel nodig dat met grote regelmaat en gedurende vele jaren gegeten moet worden, als men de volwassen leeftijd wil bereiken.

Het kenmerk van melk is dat het voedsel is, dat door een ander gekauwd en verteerd is; de baby hoeft wat spijsvertering betreft nauwelijks enig werk te verrichten, want dat is al door de moeder gedaan. Daarom is het nodig dat er in het onderwijs binnen een christelijke gemeente altijd rekening gehouden moet worden met de geestelijke leeftijd van de luisteraars, want een klein kind heeft geen weet van de draagwijdte van geestelijke diepgang (Hebr.5:13). Paulus had dit probleem met de gelovigen te Korinte die door hun gedrag te kennen gaven dat ze geestelijk nog niet volwassen waren, en daarom moest hij zich in zijn onderwijs beperken tot geestelijke melk; hij kon hen nog niet onderwijzen over het vaste voedsel van het woord van God (1Kor.3:2).

Maar wanneer de geestelijke melk volle melk blijkt te zijn, hoeven wij niet te vrezen, want dan zal de rijkdom van de melk zijn kwaliteit bewijzen door krachtige groei van de geestelijke baby, die al snel naar een volgende leeftijdsfase groeit (1Petr.2:2).

C6: Ze zijn beperkt in begrip.
1Kor.3:1 Maar, broeders en zusters, ik kon tot u niet spreken als tot geestelijke mensen. Ik sprak als tot mensen van deze wereld, tot niet meer dan kinderen (nepios) in het geloof in Christus.

1Kor.13:11 Toen ik nog een kind (nepios) was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten.

Kinderen kunnen gemakkelijk geloven, maar wat minder gemakkelijk begrijpen; voor groei naar een volwassen geloof is diepgaand onderwijs nodig dat in deze leeftijdsfase nog niet begrepen kan worden. Vast voedsel is voor volwassenen; hun zintuigen zijn door ervaring geoefend en zij zijn in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad (Hebr.5:14).

De geestelijke leiders hebben in deze leeftijdsfase van hun gemeenteleden een tweevoudige hartsgesteldheid nodig. In de eerste plaats moeten zij in staat zijn om met de tederheid van een moeder hun geestelijke kinderen te koesteren (1Tess.2:7); en in de tweede plaats moeten zij in staat zijn om met de liefde van een vader hun geestelijke kinderen discipline bij te brengen (2Tess.2:11-12), hoewel discipline in deze leeftijdsfase nog zeer eenvoudig moet zijn.

C7: Ze zijn onstabiel in hun geloof.
Efez.4:14 Dan zijn we geen onmondige kinderen (nepios) meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen.

Het grootste gevaar dat geestelijke baby’s bedreigt is het gevaar van leugens door de vijand die d.m.v. valse leraars en profeten op een listige manier tot hen komt zonder dat zij in staat zijn om de leugens te onderscheiden. Geestelijk volwassen mensen hebben het vermogen om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden (Hebr.5:14), maar geestelijke baby’s hebben net als natuurlijke baby’s volledige bescherming tegen elke vorm van kwaad nodig.

Wanneer deze bescherming ontbreekt, lopen ze groot gevaar misleid te worden door mensen die tot alles in staat zijn, wanneer zij anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. De bescherming voor geestelijke baby’s ligt vooral in een sterke betrokkenheid bij een plaatselijke gemeente die geestelijk over hen waakt en waar zij op een goede manier worden onderwezen in de waarheden van Gods woord.

1Tim.3:15 Dan weet je hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.

C8: Ze zijn onmondig.
Gal.4:1 Zolang een erfgenaam onmondig (nepios) is, verschilt hij in niets van een slaaf, ook al is hij reeds de eigenaar van de hele erfenis. Hij staat onder voogdij en toezicht totdat het door zijn vader vastgestelde tijdstip is gekomen.

Zolang de erfgenaam van een rijke man nog een baby is, mag hij dan de erfgenaam van een grote erfenis zijn, maar hij is niet in staat om deze rijkdom te hanteren; daarom werd in de oude Romeinse wereld een kind onder voogdij en toezicht gesteld van een slaaf die het kind moest opvoeden en onderwijzen, en een dergelijke slaaf werd paidagogos genoemd waarvan ons woord pedagoog afstamt. Hoewel kinderen graag praten, is het beter voor hen om te luisteren; vandaar dat Jacobus zijn lezers aanspoort om snel te zijn in het luisteren maar traag om te spreken (Jac.1:19).

De geestelijke groei van baby’s is afhankelijk van de mate waarin ze rijkelijk van de volle melk van het woord worden voorzien, en van de mate waarin ze dit voedsel tot zich nemen door leergierig te luisteren. De groei naar de tweede fase komt door het vinden van zekerheid in de basisprincipes van het evangelie; dat bevordert snelle groei en is de beste bescherming tegen de dwaalleringen.

Hebr.13:9 Laat u niet misleiden door allerlei vreemdsoortige leerstellingen; we doen er goed aan ons te laten sterken door genade ……

D: De kleuter (teknion).
1Joh.2:12 Kinderen (teknion), ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van Zijn naam.

Het Griekse woord voor kind is ‘teknon’ dat 99 keer in het Nieuwe Testament voorkomt; dit woord wordt algemeen gebruikt voor elke leeftijdsfase van een kind, ongeacht de leeftijd van het kind. Of het nu gaat om een zeer klein kind of een volwassen zoon, in beide gevallen kan er gesproken worden van een ‘teknon’. Johannes gebruikt echter het verkleinwoord ‘teknion’ dat maar 9 keer in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, en altijd de betekenis heeft van een klein kind.

Om dit kleine kind in vers 12 te onderscheiden van het iets grotere kind in vers 13, dat aangeduid wordt met het Griekse woord ‘paidion’, vertaalt de NBG-vertaling terecht met een verkleinwoord, namelijk ‘kinderkens’ in tegenstelling tot de kinderen van iets oudere leeftijd. De leeftijd van de ‘teknion’ verschilt in feite niet veel met die van de ‘nepios’, maar het accent is wel verschillend; Johannes noemt dit kleine kind één keer in zijn tekst evenals het iets oudere kind dat ook één keer genoemd wordt. Deze geestelijke leeftijdsfase heeft ook bepaalde karakteristieke kenmerken.

D1: Ze worden stabiel door de vergeving van zonden.
1Joh.2:12 Kinderen (teknion), ik schrijf u dat uw zonden u vergeven zijn omwille van Zijn naam.

1Joh.2:1 Kinderen (teknion), ik schrijf u dit opdat u niet zondigt. Mocht een van u echter toch zondigen, dan hebben wij een Pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige.

1Joh.1:9 Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.

Voor deze geestelijke leeftijdsfase is de vergeving van zonden als het allerbelangrijkste voedingssupplement nodig, want jonge kinderen zijn nog zeer kwetsbaar voor de gevaren van schuldgevoelens en gevoelens van afwijzing. Daarom moet het emotionele hart op deze leeftijd bijzonder sterk gemaakt worden door diepe ervaringen met vergeving van zonden die gebaseerd zijn op krachtige kennis van het onderwijs over Jezus’ dood aan het kruis van Golgotha.

Wanneer de jonge gelovige geestelijke stabiliteit ontwikkelt op grond van de prediking over Gods genade (Hebr.13:9), zal hij of zij grote geestelijke honger ontwikkelen naar de diepere dingen van God, en zich gaan uitstrekken naar het leren kennen van God Zelf. Maar de vergeving van zonden is een zeer krachtige geestelijke en emotionele ervaring, die van fundamenteel groot belang is om stabiliteit te geven aan de pasgeboren gelovige. Gods vergeving is een krachtontmoeting waarbij het vuur van Gods liefde de diepten van ons wezen tot ontzag brengt.

Ps.130:4 Maar bij U is vergeving, daarom eert men U met ontzag.

D2: Ze groeien door het voedsel van Gods Woord.
1Petr.2:2 Verlang als pasgeboren zuigelingen naar de zuivere melk van het woord, opdat u daardoor groeit en uw redding bereikt.

Het begrip ‘redding’ in deze tekst heeft niet meer te maken met het ontvangen van eeuwig leven, want dat heeft de pasgeboren gelovige al ontvangen; maar het groeien door het woord van God zorgt ervoor dat de jonge gelovige doorgroeit naar verder herstel, zodat hij of zij volledig kan breken met alle restanten van duisternis die nog in verborgen schuilhoeken van de persoonlijkheid aanwezig zijn. De vergeving van zonden en voeding door het woord maken dat het kleine kind vertrouwen ontwikkelt in God en verlangt naar geestelijke groei in volwassenheid.

D3: Ze hebben nog veel zorg en aandacht nodig
Jezus gebruikte het woord ‘teknion’ slechts één keer voor Zijn leerlingen, en dat was in Joh.13:33; maar dat was een tijd waarin Zijn volgelingen nog onvolwassen waren in het volgen van Jezus, in hun geloof en in hun volharding. Hun geest was zeer zeker gewillig, maar hun natuurlijke mens was nog erg zwak (Matt.26:41b), en om die reden zouden zij Jezus allemaal in de steek laten. Hun liefde voor Jezus was vurig, maar nog onvolwassen; en om die reden beschreef Jezus hen nog als ‘teknion’, omdat deze term getuigde van hun onvolwassen liefde. Ook Paulus gebruikte het woord ‘teknion’ maar één keer in zijn brieven, en ook hij deed dat om aan te geven dat de gelovigen nog onvolwassen in hun geloof waren.

Gal.4:19-20 Kinderen (teknion), zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens weer barensweeën om u. Hoe graag zou ik nu bij u willen zijn en op een andere toon met u spreken, want ik maak me zorgen over u.

Verder is het alleen Johannes die deze term gebruikt in zijn eerste brief, in totaal zeven keer (2:1, 2:12+28, 3:7+18, 4:4, 5:21). De groei naar de derde fase komt door een overvloed aan liefde en warmte in het huisgezin van God, waar vaders en moeders een voortdurende bron van bemoediging, bevestiging en aansporing zijn in het groeien naar geestelijke volwassenheid. Deze leeftijdsfase is een fase waarin veiligheid en vertrouwen een grote rol spelen, waardoor het kleine kind kan overschakelen van borstvoeding naar de eerste vormen van vast voedsel en emotioneel in staat is om stabiliteit te ontwikkelen in de geestelijke identiteit.

Ps.131:1-2 HEER, niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik, ik zoek niet wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen. Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht.

Als een kind op de arm van zijn moeder, als een gespeend (NBG) kind is mijn ziel in mij.

Gen.20:8 Het kind groeide voorspoedig op, en toen de dag gekomen was dat het van de borst werd genomen, gaf Abraham een groot feest.

E: Het kind (paidion).
1Joh.2:13 Kinderen (paidion), ik schrijf u dus dat u de Vader kent.

Deze leeftijdsfase wordt gekenmerkt door geestelijke groei in identiteit. Terwijl de eerste fase getypeerd werd door het groeien in kennis vanwege het geestelijke voedsel, wordt deze fase vooral gekenmerkt door groei in persoonlijke identiteit omdat het kind de Vader leert kennen. Op het natuurlijke vlak begint de kleine peuter de woorden papa en mama te leren, omdat hij deze woorden begint te identificeren met de personen die hij al kent als belangrijke personen in zijn leven.

Het woord ‘paidion’ is een aanduiding voor een kind dat te maken krijgt met de eerste beginselen van opvoeding (paideia), want het woord voor opvoeden is ‘paideuo’. De opvoeding in dit stadium is nog zeer simpel, want vooral het Vaderhart van God staat in deze fase zeer centraal. Daarom kunnen we de volgende kenmerken over deze fase geven.

E1: Zij kennen de Vader.
1Joh.2:13 Kinderen (paidion), ik schrijf u dus dat u de Vader kent.

Rom.8:15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest Zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.

Emotionele gezondheid op het natuurlijke vlak heeft alles te maken met het kennen van de natuurlijke vader. Mensen die opgroeien zonder vaderfiguur in hun leven, groeien emotioneel uit balans, en hebben als gevolg daarvan grote moeite om hun natuurlijke identiteit te leren ontdekken. Omdat het natuurlijke leven een beeld is van het geestelijke leven, blijkt dat ook op het geestelijke vlak er sprake is van scheefgroei, wanneer de geestelijke opvoeding na de bekering en wedergeboorte geen grote nadruk legt op het Vaderhart van God. Maar wanneer jonge gelovigen zo snel mogelijk worden onderwezen in de principes van het wezen en karakter van de Vader, zullen zij snel groeien in liefde voor Jezus.

Joh.17:26 Ik heb hun Uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.

Jezus sloot Zijn onderwijs aan Zijn volgelingen af met het gebed dat bekend geworden is als het hogepriesterlijke gebed in Joh.17, en als laatste sprak Jezus tegen de Vader dat Hij vooral de naam van de Vader had bekendgemaakt aan Zijn leerlingen. Maar Jezus sprak ook uit dat Hij na Zijn hemelvaart zou doorgaan met het bekendmaken van het Vaderhart van God, want een van de meest belangrijke vruchten van dit onderwijs is dat de liefde van de Vader voor Zijn Zoon Jezus uitgegoten wordt in het hart van de leerlingen die dit onderwijs ontvangen.

Maar wanneer het Vaderhart van God niet of nauwelijks onderwezen wordt aan gelovigen, zullen zij altijd moeite blijven houden met het ontwikkelen van een zuivere en vurige passie voor Jezus, want deze passie heeft zijn bron in Gods Vaderhart. Pas wanneer ons hart openbaring heeft ontvangen over de diepten van het Vaderhart, zullen we ook in staat zijn om openbaring te ontvangen over het vurige, liefdevolle hart van Jezus. Want ook al zijn we bekend met de boodschap van het kruis, toch is dat geen garantie dat wij de diepgewortelde liefde in het hart van de Vader en Zijn Zoon daarin ontdekken. Ons inzicht in het Vaderhart van God vormt een absoluut noodzakelijk fundament voor ons groeien in de liefde van Jezus.

Efez.3:14-17 Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader…… Moge Hij vanuit Zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door Zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde.

E2: Ze groeien in hun identiteit.
1Joh.3:1-2 Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook…… Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is.

Rom.8:15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest Zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.

1Kor.15:10 Alleen dankzij Gods genade ben ik wat ik ben……

Het kennen van het Vaderhart van God vormt het fundament voor een diepgeworteld gevoel van zekerheid en vertrouwen, omdat we weten dat we volledig aanvaard zijn ondanks de nog aanwezige tekortkomingen en gebreken. In plaats van bij God weg te rennen wanneer we gezondigd hebben, voelen we juist grote vrijmoedigheid om naar Hem toe te gaan om onze zonden te belijden in de zekerheid dat we weer volledig door Hem aanvaard zullen worden in vergeving, reiniging en herstel van relatie.

Het verhaal van de verloren zoon uit Luc.15:11-24 is misschien wel het meest hoogstaande Bijbelgedeelte dat openbaring geeft over de diepten van het Vaderhart van God, en de bewogenheid die Hij voelt wanneer Zijn kinderen van Hem afdwalen. Maar liefst vijf prachtige werkwoorden beschrijven de emoties die in het hart van God leven, wanneer wij tot Hem terugkeren.

Luc.15:20-24 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader, ”zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.

E3: Ze ontvangen onderwijs en correctie.
Efez.6:4 Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen bij het opvoeden (paideia) zoals de Heer dat wil.

2Tim.3:16 Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden (paideia) tot een deugdzaam leven,

Hebr.12:6-7 ……want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft (paideuo) elke zoon van wie Hij houdt. Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als Zijn kinderen. Welk kind wordt niet door zijn vader berispt?

1Tess.2:11-12 U weet dat we voor ieder van u waren als een vader voor zijn kinderen. We hebben u aangespoord en bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven dat u God eer bewijst. Hij roept u tot Zijn koninkrijk en luister.

Het kenmerkende van deze leeftijdsfase van kinderen in rijke romeinse gezinnen was, dat zij onder toezicht gesteld werden van een slaaf of dienaar, die paidagogos (= hij, die een kind leidt) genoemd werd. Als het kind een bepaalde leeftijd bereikte, werd het door zijn vader als een volwassen zoon geaccepteerd: de aanstelling tot zoon. Daarna was de paidagogos niet meer nodig; het kind werd voor een zoon aangezien en had vanaf dat moment recht van spreken als zoon en als erfgenaam.

De groei naar de vierde fase komt door de opvoeding, korrektie en geestelijke groei door het onderwijs van de Heilige Geest en door de uitwerking van het woord van God. De liefde van de Vader én de gehoorzaamheid aan Zijn Woord leiden naar volwassenheid in het geloof.

F: De zoon (huios).
1Joh.2:13b Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.

1Joh.2:14b Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt het kwaad overwonnen.

Johannes gebruikt in het Grieks twee keer het woord ‘neaniskos’ wat een aanduiding is voor een jongeman; dat is wel een aanduiding voor een bepaalde leeftijdsfase, maar dat is geen familiebegrip. Het is mijn doel om de leeftijdsfase te combineren met de positie van de betreffende persoon binnen het gezin van God; daarom spreek ik over de leeftijdsfase van de zoon in plaats van de jongeman. Op het natuurlijke vlak gaat het dan vanzelfsprekend om dezelfde leeftijdsfase, maar het begrip ‘zoon’ zegt niet alleen iets over zijn leeftijd maar ook over de relatie met zijn vader.

We hebben nu de leeftijdsfase gehad van de baby, de peuter en het kind, en we komen nu bij de leeftijdsfase waarin het kind wordt aangenomen als een zoon, omdat het de volwassen leeftijd heeft bereikt. Over zonen of jongemannen kunnen we het volgende zeggen.

F1: Zij weten zich geaccepteerd als zoon en erfgenaam.
Gal.4:1-7 Ik bedoel dit: zolang een erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een

slaaf, ook al is hij reeds de eigenaar van de hele erfenis. Hij staat onder voogdij en toezicht

tot het door zijn vader vastgestelde tijdstip is gekomen. Op dezelfde manier waren ook wij, toen we nog onmondig waren, onderworpen aan de machten van de wereld. Maar toen de tijd gekomen was zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet, maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij zijn kinderen (huios) zouden worden. En omdat u Zijn kinderen (huios) bent, heeft God ons de Geest van Zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen (zonen) van God en als Zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God.

Gal.3:25-26 Nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht (paidagogos) want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen (huios) van God.

Deze tekst van Paulus is gebaseerd op het Grieks-Romeinse principe waarbij mannelijke kinderen tot hun 12e jaar nog opgevoed werden door een knecht die de titel ‘paidagogos’ droeg; deze titel betekent letterlijk dat hij iemand was die het kind leidde. Op twaalfjarige leeftijd werd het kind echter als volwassen beschouwd, en hij werd dan door zijn eigen vader geadopteerd als zoon; de Griekse term daarvoor is ‘huiothesia’ wat letterlijk betekent dat iemand in het zoonschap geplaatst werd. De opvoedkundige bediende had zijn taak voltooid, en vanaf dat moment nam de vader verder de opvoeding van zijn zoon op zich. De zoon werd vanaf dat moment beschouwd als een volwassen erfgenaam van zijn vader; hetzelfde principe vinden we ook in de volgende tekst van Paulus.

Rom.8:15-17a U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen (huios) te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we Zijn kinderen zijn, zijn we ook Zijn erfgenamen, erfgenamen van God.

Vergelijk dit met de joodse Bar-Mitsvah: op 12-jarige leeftijd worden joodse jongens geadopteerd als zoon der wet en vanaf dat moment als volwassen en verantwoordelijk gezien.

Jes.43:1b Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij!

F2: Zij kennen hun eeuwige identiteit.
Efez.1:4 In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen om voor Hem heilig en zuiver te zijn, en Hij heeft ons naar Zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus Zijn kinderen (huios) te worden.

Gal.3:26-28 Door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen (huios) van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen, u bent allen één in Christus Jezus.

Het is opmerkelijk dat Paulus zowel mannen als vrouwen binnen de gemeente van Christus omschrijft als zonen van God, want deze identiteit heeft niets te maken met natuurlijke geaardheid; het is een geestelijke identiteit die voor mannen en vrouwen volkomen gelijk is. Alleen in 2Kor.6:18 wordt gesproken over zonen en dochters, verder spreekt het Nieuwe Testament alleen maar over zonen van God als onze eeuwige geestelijke identiteit. Daar staat tegenover dat mannen ook aangeduid worden als bruid van Christus, zodat het voor vrouwen niet moeilijk moet zijn om zichzelf als zonen van God te zien. De NBV-vertaling heeft er echter voor gekozen om het begrip ‘huios’ te vertalen als ‘kind’ zodat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen vastgesteld wordt; maar daarmee gaat wel de geestelijke betekenis van het zoonschap enigszins verloren.

Het kenmerk van zonen van God is dat zij weten wie hun Vader is, en dat zij hun eigen identiteit als zoon van de Vader kennen; dit is niet alleen een omschrijving van intieme relatie, maar ook van een positie van autoriteit. De zoon werkt samen met zijn vader in de zaak, hij is erfgenaam en heeft dezelfde positie van gezag binnen de familie en het bedrijf. Hij wordt algemeen erkend als erfgenaam van zijn vader.

F3: Ze weten ook, wat ze niet zijn.
Gal.4:7 U bent nu geen slaven meer ……

Rom.8:15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven……

2Tim.1:7 God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven……

Zonen van God weten dat zij, voordat ze wedergeboren werden, nog hulpeloos waren

(Rom.5:6), dat ze zondaars waren (Rom.5:8) en dat ze Gods vijanden waren (Rom.5:10). Om die reden werd hun leven gedomineerd door angst voor God en het eeuwige oordeel, maar nu zijn ze tot geloof gekomen en opgegroeid in het geloof, waardoor ze in staat zijn om een volwassen relatie met de Vader te hebben, zodat er geen ruimte meer is voor angst (1Joh.4:17-19). Ze kennen hun identiteit als zonen van God, en weten dat ze in geen enkel opzicht meer slaven hoeven te zijn van angst voor het oordeel, gebondenheid aan zonde, of verontrust door emotionele verwonding. Ze weten wie ze zijn, en daarom weten ze ook wie ze niet zijn.

F4: Hun volwassen geloof maakt hen sterk.
1Joh.2:13b Ik schrijf u, jongeren: u hebt hem die het kwaad zelf is overwonnen.

1Joh.2:14b Jongeren, u schrijf ik: u bent sterk, het woord van God blijft in u, en u hebt het kwaad overwonnen.

Kinderen groeien door de voeding van het woord en hun relatie met de Vader, maar ze hebben nog niet een onverschrokken hart ontwikkeld dat niet bevreesd is voor de vijand; het is voor kinderen geen schande om nog angst voor de vijand te voelen. Maar voor zonen ligt dat heel anders; de vijand is bang voor hen en zal alles op alles zetten om hen te overbluffen in de hoop dat ze niet zullen ontdekken hoe bang hij voor hen is. Jongeren hebben de boze overwonnen (vs.13), omdat ze sterk geworden zijn en het woord van God in hen blijft (vs.14).

Nu zijn er in het Nieuwe Testament twee belangrijke gedeelten over de geestelijke strijd, en dat zijn 2Kor.10:4-5 en Efez.6:10-17; vooral het laatste gedeelte is het bekendst vanwege de informatie over onze geestelijke wapenrusting. Maar toch is er een belangrijk verschil tussen deze twee gedeelten, want 2Kor.10 spreekt duidelijk over een militaire veldtocht waarin de soldaten optrekken naar de bolwerken van de vijand; hier is dus sprake van agressieve oorlogsvoering. Maar Efez.6 spreekt over standhouden (vs.10,14), weerstand bieden (vs.13), en over brandende pijlen (vs.16); vooral deze laatste opmerking is een aanwijzing voor een defensieve oorlogsvoering, waarbij de soldaten in hun burcht worden aangevallen door de vijand.

De zonen van God zijn sterk geworden door het woord van God, zowel in de agressieve (2Kor.10) als in de defensieve oorlogsvoering (Efez.6); en de hele schepping, die gebukt gaat onder de gevolgen van de zondeval, wacht op het zichtbaar worden van de zonen van God (Rom.8:19). Vooral in de eindtijd zullen pasgeboren gelovigen zeer snel opgroeien naar volwassenheid, zodat zij ook zeer snel kunnen worden ingezet in de geestelijke strijd; want dat is de tijd waarin de vijand de definitieve slag wordt toegebracht.

Openb.12:10-11 Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van Zijn Messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht. Zij hebben hem dankzij het bloed van het Lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard.

F5: Zij doen alle dingen zoals hun Vader ze doet.
Joh.5:19 Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: Waarachtig, Ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier.

Joh.5:30 Ik kan niets doen uit mezelf: Ik oordeel naar wat Ik hoor, en Mijn oordeel is rechtvaardig omdat Ik mij niet richt op wat Ik Zelf wil, maar op de wil van Hem die Mij heeft gezonden.

Joh.15:5b Maar zonder Mij kun je niets doen.

Rom.8:14 Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen (huios) van God.

Wanneer voor Jezus, de eeuwige Zoon van God, geldt dat Hij niets kan doen zonder de Vader, hoeveel temeer geldt voor ons als zonen van God dat ook wij niets kunnen doen zonder de Vader. Een zoon van God is een volwassen geworden kind van God, die zijn eeuwige identiteit in God ontdekt heeft en dat niet verwart met zijn daden, die soms niet overeenstemmen met zijn positie.

Hij is een erfgenaam van zijn Vader en kan diens eeuwige rijkdommen in ontvangst nemen en deze benutten waar dat nodig is. Hij heeft een volwassen relatie met zijn Vader en van daaruit benadert hij alle dingen en omstandigheden, die op hem afkomen. Hij groeit nog steeds verder, totdat hij helemaal op zijn Vader gaat lijken en zo gaat hij de laatste geestelijke fase in. Maar omdat hij een zoon is, is hij ondanks zijn volwassen leeftijd toch volledig afhankelijk van de Vader, die in alles Zijn goedkeuring wil laten blijken, maar ook Zijn discipline zal geven wanneer correctie nodig is.

G: De vader (pater).
1Joh.2:13a Ik schrijf u, ouderen (pater): u kent Hem die er is vanaf het begin.

1Joh.2:14b Ouderen (pater), u schrijf ik: u kent Hem die er is vanaf het begin.

Net als bij de jongeren worden ook de geestelijk ouderen in de gemeente twee keer aangesproken; in het Grieks noemt Johannes hen vaders, omdat zij geestelijk zo volwassen zijn geworden, dat zij inderdaad als vaders in de gemeente functioneren. Over het Bijbelse vaderschap is ongelooflijk veel te zeggen, maar dat zou veel te ver voeren in deze studie, en om eerlijk te zijn zou het ook verder boven mijn geestelijk niveau liggen om daar uitgebreid over te spreken. Maar we kunnen wel enkele dingen aanraken over geestelijk vaderschap.

G1: Zij kennen de Eeuwige God in Zijn eeuwige soevereiniteit.
1Joh.2:13+14 …… u kent Hem die er is vanaf het begin.

Geestelijke vaders hebben een diepe en intieme relatie gekregen met het Vaderhart van God en zij verdiepen zich in het eeuwige wezen van God, waarbij zij op zoek gaan naar mysteries die vanaf de grondlegging der wereld verborgen zijn gebleven. Ze nemen geen genoegen met het voorspelbare in de prediking en al het geestelijke onderwijs, omdat zij geoefend zijn in hun ervaring (Hebr.5:14). Net als Paulus zijn ze op zoek naar de onuitputtelijke rijkdom, wijsheid en kennis van God, naar de ondoorgrondelijkheid van Zijn oordelen en naar Zijn wegen die onbegrijpelijk zijn (Rom.11:33).

Paulus stelde daarna de vraag wie de gedachten van de Heer kende (Rom.11:34), en dat is waar geestelijke vaders naar op zoek zijn; want zij begrijpen dat alles uit Hem is ontstaan, dat alles door Hem is geschapen vanuit zeer grote mysteries, en dat alles in Hem zijn doel heeft (Rom.11:36). Zoals God er vanaf het begin is, zo zoeken geestelijke vaders naar het begin, d.w.z. Gods bedoeling met alle dingen.

G2: Zij hebben diepgewortelde ouderlijke zorg voor gelovigen.
1Tess.2:11-12 U weet dat we voor ieder van u waren als een vader voor zijn kinderen. We hebben u aangespoord en bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven dat u God eer bewijst. Hij roept u tot Zijn koninkrijk en luister.

Geestelijke vaders staan zo diep in verbinding met de eeuwige Vader, dat zij in alles een afspiegeling zijn van deze hemelse Vader; daarom worden zij zelf ook vader genoemd.

G3: Zij hebben alleen nog maar het belang van de kinderen voor ogen.
2Kor.12:14-15a Ik sta klaar om u nu voor de derde keer te bezoeken, en ik zal u niets kosten. Het gaat mij niet om uw geld, maar om u. Niet de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor de kinderen. Ik wil graag alles wat ik bezit aan u geven, tot mezelf toe.

G4: Zij zijn geestelijke voorbeelden.
1Kor.4:15-16 Hoeveel opvoeders in het geloof in Christus u ook zult hebben, u hebt maar één vader. Door Christus Jezus ben ik uw vader geworden, omdat ik u het evangelie heb gebracht. Ik roep u dus op mij na te volgen.

Voor ons is vooral van belang dat we durven inzien in welke fase wijzelf zitten en in welke fase andere gelovigen zitten, zodat we daar rekening mee kunnen houden; want er wordt van ons verwacht dat wij geven wat we hebben, en niet wat we niet hebben (2Kor.8:12).

Getekend: V.v.d.B.

Copyright betekent voor uitsluitend de studieartikelen op deze website: ‘Right to copy’. Eenieder mag voor studiedoeleinden de artikelen gebruiken en als nodig aanpassen.