Het leven van David, de man naar Gods hart.
Dit is de eerste van een grote verzameling studies van het Oude, ook wel genoemd Eerste Testament.
1Sam.13:14 De HEER zal een man naar Zijn hart zoeken en hém aanstellen tot vorst over zijn volk.
Hand.13:22 In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man naar Mijn hart gevonden, die geheel naar Mijn wil zal handelen.
A: Een man naar Gods hart.
Het was de profeet Samuël die van God de openbaring kreeg dat Israël een koning zou krijgen die een man naar Gods hart was. God had deze jongeman gevonden in het kleine dorpje Bethlehem, waar David het werk deed van een schaapherder; op dat moment was David nog maar 15 of 16 jaar oud. Maar het wonder is dat God in deze jongeknul al het geheim van een hongerig hart had ontdekt, een menselijk hart dat op zoek was naar God. Het is heel wat wanneer een jongen als David te horen krijgt dat hij koning over Israël zal worden omdat God in hem het rechtvaardige zaad van honger naar God ontdekt had; en het plan van God was om deze hongerige kiemen te ontwikkelen tot volwassenheid in God. Deze ontwikkeling tot een volwassen liefde voor God was bedoeld om een voorbeeld te zijn voor alle gelovigen door de hele geschiedenis heen, en daarmee was het leven van David voorbestemd om een sleutel tot geestelijke groei te worden (Jes.22:22, Openb.3:7).
Het geheim van Davids leven was dat God hem al zeer vroeg tot Zich begon te trekken door de openbaring van Zijn Goddelijke schoonheid en majesteit. Als gevolg daarvan werd het hart van David gefascineerd over de schoonheid en glorie van Gods wezen en karakter, en dat maakte zijn honger naar God alleen maar groter en dieper. Maar het wonder wordt nog groter wanneer de apostel Paulus meer dan 1000 jaar later nog steeds verklaart dat David een man naar Gods hart was ondanks de verschrikkelijke zonden die David als volwassen mens had begaan.
We lezen verschillende keren over leugens die David vertelde, we lezen over overspel met Batseba en de moord op haar man Uria; we lezen ook over de volkstelling die David hield en de gevolgen daarvan. Het is veelzeggend dat God aan het begin van Davids leven verklaart dat deze jongeman een man naar Gods hart is, maar het betekent nog veel meer dat God ook aan het eind van Davids leven verklaart dat hij nog steeds een man naar Gods hart is.
Hand.13:36 Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil gestorven en met zijn voorouders verenigd.
God ziet aan het begin van Davids leven de geestelijke honger, en God Zelf wordt de grote Regisseur van het leven van David om deze jongeman om te vormen tot een volwassen gelovige die ook aan het eind van de reis nog steeds honger naar God heeft. Wanneer wij als mensen naar het leven van David kijken, komen wij op een menselijke manier tot de conclusie dat David in veel opzichten vreselijk gefaald heeft; maar God kijkt naar het leven van David als de grote Regisseur die de honger naar God in het hart van David heeft ontwikkeld tot volwassen liefde ondanks de vele malen dat David gestruikeld is.
Zo lezen wij ook in Rom.4:20 over Abraham dat hij niet twijfelde aan Gods beloften, en dat hij zijn geloof niet verloor; maar wanneer wij het levensverhaal van Abraham in het boek Genesis lezen, komen wij op een menselijke manier tot de conclusie dat hij vele malen getwijfeld heeft aan Gods beloften. Zo ontdekken wij ook in Hebr.11 een lange lijst van gelovigen van wie een geweldig getuigenis gegeven wordt over hun geloof, maar wanneer wij hun volledige verhaal lezen in het Oude Testament, ontdekken wij vele menselijke zwakheden.
Het is juist dit enorm grote verschil tussen de manier waarop God naar Zijn kinderen kijkt en de manier waarop wij zelf naar onze medegelovigen uit de geschiedenis kijken waarover wij vaak struikelen. Wanneer wij een hartsverbinding kunnen maken met de manier waarop God naar het leven van David keek, terwijl deze struikelde in allerlei vormen van zonde en zwakheid, kunnen wij enorm bemoedigd worden in de openbaring van Gods hart en de manier waarop Hij naar Zijn kinderen kijkt. We gaan daarom op verschillende manieren naar het leven van David kijken om zo ons inzicht te verdiepen in het hart van God.
1) We gaan kijken naar de historische continuïteit in het leven van David, zodat wij een
gevoel van betrokkenheid kunnen ontwikkelen met zijn leven; maar er zullen vele details van zijn leven niet aan bod komen omdat dat niet het hoofddoel is.
2) We gaan kijken naar de verschillende episodes in het leven van David, waarbij we zullen ontdekken dat elke episode een bepaalde leerschool is waar God hem doorheen laat gaan om hem voor te bereiden op het koningschap.
3) We gaan ook kijken naar een aantal psalmen waarin we inzicht krijgen in de manier waarop David inzicht ontwikkelde over het wezen en karakter van God, als gevolg waarvan hij ook inzicht ontwikkelde in zijn eigen identiteit in God.
Als gevolg van zijn geestelijke groei en de ontwikkeling van zijn emotionele hart ontwikkelde David een steeds dieper inzicht in de identiteit van God; als gevolg daarvan ontwikkelde hij ook een steeds dieper inzicht in zijn eigen identiteit, en als resultaat daarvan ontwikkelde hij ook een steeds beter inzicht in de omstandigheden waar hij doorheen ging en de mensen waarmee hij te maken kreeg. In 1Sam.15:28 lezen we de profeet Samuël voorspelt dat de Heer het koningschap van Saul zal afnemen om het te geven aan iemand die meer waardig is dan Saul, omdat Saul een opstandig hart had, terwijl David een onvolwassen maar oprecht hart had.
Het grote verschil tussen Saul en David is niet het aantal zonden dat ze gedaan hebben, maar de mate van oprechte bekering vanuit een gebroken hart. Saul had wroeging over zijn verkeerde daden maar nooit oprecht berouw terwijl David altijd een gebroken hart had wanneer hij de Heer gekwetst had door zonde.
1) David was een student van het emotionele hart van God, en het was zijn dagelijkse gewoonte om te mediteren op de schoonheid van het wezen en karakter van God (Ps.27:4).
2) Als gevolg daarvan was David ook een gepassioneerde aanbidder van God die elke gelegenheid aangreep om zijn liefde voor God tot expressie te brengen (2Sam.6:14-15).
3) David had ook diep inzicht ontvangen in het vergevingsgezinde hart van God, waardoor hij altijd weer de weg terug wist te vinden naar het hart van God wanneer hij op een vreselijke manier in zonde was gevallen (Ps.51). David wist diep in zijn hart dat de liefde van God niet verdween, wanneer hij als mens struikelde in zonde en ongerechtigheid.
4) David had ook een groot vertrouwen in de soevereiniteit van God; David zag God altijd als de bron van bescherming en voorziening ongeacht de omstandigheden waarin hij verkeerde. David vertrouwde er op dat God altijd Zijn beloften aan David zou vervullen (Ps.119:49-50), want hij kende de betrouwbaarheid van de Heer (Ps.62:2-3).
B: De vijf profetische seizoenen in het leven van David.
Het leven van David heeft zich afgespeeld in vijf verschillende profetische seizoenen die ons inzicht geven in de strategische manier waarop God leiders traint als voorbereiding op hun bediening in het koninkrijk van God. David was 30 jaar oud toen hij koning werd, en hij heeft 40 jaar als koning geregeerd (2Sam.5:4); dat betekent dat hij 70 jaar oud geworden is, en in deze 70 jaar heeft hij vijf verschillende seizoenen in zijn leven meegemaakt, en elk seizoen speelde zich af op een andere lokatie.
1) Het eerste seizoen in Bethlehem, zijn geboortestad (1Sam.16-17).
2) Het tweede seizoen in Gibea, de residentie van koning Saul (1Sam.18-20).
3) Het derde seizoen in de spelonk van Adullam (1Sam.22-2Sam.1).
4) Het vierde seizoen in Hebron, zijn eerste residentie als koning van Juda (2Sam.2-5a)
5) Het vijfde seizoen in Jeruzalem, zijn residentie als koning over Israël (2Sam.5b-24).
In elk seizoen van het leven van David was God bezig een strategisch doel voor dat seizoen in het hart van David uit te werken en tot voltooiing te brengen, zodat David aan het eind van een specifiek seizoen klaar was om de leerschool van het volgende seizoen binnen te gaan.
B1: Het eerste seizoen in Bethlehem.
Ps.27:4 Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, en Hem te ontmoeten in Zijn tempel.
In het seizoen van Bethlehem ontwikkelde David als een jongeman een fascinatie voor de schoonheid van het wezen en karakter van de God van Israël, wiens schoonheid hij onder andere zag in de schepping. Zo schreef David bijvoorbeeld Psalm 19 naar aanleiding van zijn observatie van de schepping, maar ook zijn fascinatie voor het woord van God zoals hij dat hoorde onderwijzen door de priesters. Zo stapte David een relatie met God binnen en ontwikkelde hij zich als een man naar Gods hart, omdat hij zowel in de schepping als in het woord van God ontdekte dat God een God naar zijn hart was. David ontdekte dat hij geliefd was door God en zo ontwikkelde hij een liefde voor God als antwoord op de openbaring van Gods liefde voor Israël en voor elke individuele Jood.
David was geliefd door God en hij was een liefhebber van God, en daarom was zijn leven succesvol, ook al had niemand oog voor deze jongeman die buiten in de velden zorgde voor zijn kleine kudde. Dit was het hoofddoel van het eerste seizoen in zijn leven, want God wil dat wij onze geestelijke identiteit alleen maar ontlenen aan onze relatie met God en niet aan onze bediening of ons zichtbare succes voor mensen. In dit seizoen openbaarde God Zichzelf in Zijn schoonheid en majesteit aan David d.m.v. Zijn woord en Zijn schepping, zodat David in aanraking kwam met het innerlijke wezen van God en gegrepen werd door de schoonheid van God. David definieerde zichzelf niet aan de hand van zijn succes voor het oog van mensen maar op grond van Gods liefde voor hem en de manier waarop hij met God leefde. David was daarom al succesvol voordat hij ook nog maar iets gedaan had wat betekenis had voor mensen.
Dit is een seizoen waarin de Heer van ons vraagt om trouw en betrouwbaar zijn in de vele kleine dingen van het leven (Luc.16:10), want in dit seizoen wil de Heer ons leren om te genieten van het feit dat wij door God geliefd zijn en dat wij Hem liefhebben. Dan zal de dagelijkse sleur van de gewone dingen van het leven ons niet ten val brengen vanwege geestelijke verveling, omdat ons identiteit geworteld is in God. Het is mogelijk om de gewone dingen van het leven te doen met een dankbaar hart zonder enige vorm van ontevredenheid, wanneer wij deze gewone dagelijkse dingen doen voor de Heer, door de Heer, met de Heer en tot eer van de Heer (Rom.14:6, 1Kor.10:31).
De beloning van de Heer is een interne beloning die ons doet groeien in onze relatie met Hem, zodat wij kunnen groeien in inzicht en openbaring over Zijn persoonlijkheid en rijkdommen verzamelen in onze inwendige mens. Toen de belangrijkste man van Israël in die dagen, de profeet Samuël, op bezoek kwam bij Isaï, vond Isaï het niet nodig om zijn jongste zoon bij de schapen weg te halen en deel te laten nemen aan het feestmaal (1Sam.16:11). David deed als jongste zoon van de familie minderwaardig werk in het hoeden van de schapen, maar hij was succesvol voor God, want God beschouwde hem als een man naar Zijn eigen hart. David had geleerd om vrede in zijn hart te ervaren tijdens het dagelijkse werk en tot eer van de Heer te zingen tijdens het werk dat niet tot de menselijke verbeelding sprak (Psalm 23).
Het tweede onderdeel van dit eerste Bethlehem-seizoen is de tijd waarin wij profetische beloften van God ontvangen zoals ook bij David het geval was; Samuël kwam het leven van David binnen en zalfde hem tot koning over Israël. Vanaf dat moment was het voor David belangrijk om trouw te blijven aan het dagelijkse werk en zijn geestelijke identiteit te blijven vinden in zijn relatie met God zonder afgeleid worden door de profetische roeping.
Wanneer wij niet succesvol zijn zonder een profetische roeping, en wanneer wij niet gelukkig zijn met God in ons dagelijkse werk zonder profetische roeping, zal de zalving tot een bediening ons alleen maar ongelukkig maken in plaats van tot een zegen te zijn. Want onze geestelijke identiteit en ons werkelijke levensgeluk is niet geworteld in onze bediening voor God maar in onze intieme relatie met God die ons vanuit die relatie een gezalfde bediening wil geven.
Wanneer wij niet gelukkig zijn met God in de routine van ons dagelijkse leven, zullen wij een kwelling worden voor de mensen wanneer wij een gezalfde bediening ontvangen; het leven van koning Saul is daarvan een zeer goed voorbeeld. David werd gezalfd tot koning over Israël, maar het zou vanaf dat moment nog 20 jaar duren voordat hij daadwerkelijk koning over Israël zou worden. God wil dat wij intens van Hem zullen genieten ongeacht wat wij voor Hem doen.
B2: Het tweede seizoen in Gibea.
Gibea was de residentie van koning Saul (1Sam.10:26) en functioneerde op dat moment als de hoofdstad van het land Israël; het seizoen van Gibea is voor David een seizoen van zeer vroege promotie en groot succes. Het eerste succes van David komt op een moment dat het volk Israël in grote problemen verkeert, want koning Saul is al twee keer gecorrigeerd en gedisciplineerd door de profeet Samuël, en hem is aangezegd dat hij zijn koningschap zal verliezen.
De Geest van de Heer heeft Saul verlaten en vanaf dat moment wordt hij gekweld door een boze geest (1Sam.16:14), en groeit hij uit tot een gedemoniseerde man die een gevaar voor zijn omgeving is. De zalving van de Heer is van zijn leven verdwenen en daarmee ook de bovennatuurlijke vrijmoedigheid; als gevolg daarvan wordt het leger van Israël gedomineerd door angst (1Sam.17:11). David had al geleerd om in de zalving van de Heer zowel leeuwen als beren te verslaan (1Sam.17:36), en in de kracht van deze zalving verschijnt hij in de frontlinie tussen Israël en Filistijnen, waar het volk Israël geconfronteerd wordt met angst voor de vijand. In de strijd met leeuwen en beren had David geleerd om de zalving van God te gebruiken, zodat hij voorbereid was op de werkelijke geestelijke strijd tegen de echte vijanden van Gods volk.
David verslaat Goliat en een levensbedreigende crisis wordt in één keer tot een goed einde gebracht; het hele volk Israël inclusief de koning is dolenthousiast over het succes van David. Op dit moment wordt David getest in de groei van zijn geestelijke identiteit, want God geeft hem deze vroege promotie om hem te sterken in zijn geestelijke identiteit; maar vervolgens neemt God deze vroege promotie weer weg om hem nog verder te laten groeien in zijn geestelijke identiteit.
Spr.27:21 De smeltkroes toetst het zilver, de oven toetst het goud, de toets voor een mens is zijn faam.
De grootste vergissing die mensen kunnen maken is dat zij geestelijk succes zien als iets dat voor henzelf bedoeld is; het succes dat David had was niet voor hemzelf bestemd, maar was bedoeld ten goede van het volk Israël (Ps.78:70-72). Want het succes van onze persoonlijke relatie met God is voor onszelf bedoeld, maar het succes van onze gezalfde bediening is voor andere mensen bedoeld. Zodra wij deze twee met elkaar gaan verwisselen, is het nodig dat God ons disciplineert om ons te helpen onze geestelijke identiteit altijd te vinden in onze relatie met de Heer.
Het succes van onze bediening of de afwezigheid daarvan heeft niets te maken met onze geestelijke identiteit in onze relatie met de Heer; het succes van onze bediening heeft alles te maken met Gods verlangen om een bepaalde groep mensen intens te zegenen door een mens die zijn identiteit geworteld heeft in God. De overwinning over Goliat was niet voor David bedoeld maar was bedoeld ten goede van het volk Israël, zodat het volk weer in vrede kon leven. In het tweede seizoen van Gibea heeft David groot succes, maar het is slechts voor een zeer korte tijd; zeer plotseling wordt de promotie van David weggenomen en tuimelt hij het derde seizoen van zijn leven binnen.
B3: Het derde seizoen van Adullam.
Adullam was een plaats in Israël, en niet ver daarvandaan was een spelonk; het derde seizoen van David bracht hij door met deze spelonk als uitvalsbasis, en dit seizoen duurde bijna zeven jaar. In dit seizoen werd hij achtervolgd door koning Saul en 3000 van de beste soldaten uit het volk Israël (1Sam.24:3) die maar één opdracht hadden en dat was David vinden en hem doden. Dit is een seizoen waarin de geestelijke identiteit van David gesterkt wordt maar ook sterk op de proef gesteld wordt door tegenstand; en zo werd de dagelijkse routine eerst gevolgd door groot succes en snelle promotie, maar daarna door degradatie en tegenstand.
Ps.69 is een psalm die David’s gevoelens van diepe wanhoop beschrijven, want hij voelt zich door iedereen verlaten vanwege zijn liefde voor de Heer (Ps.69:8-10). In dit seizoen moet David zich opnieuw afvragen waar zijn werkelijke identiteit ligt, en in Ps.61+63 brengt hij zijn leven weer in lijn met zijn oorspronkelijke roeping en identiteit, namelijk om een liefhebber van God te zijn. In het vuur van de beproeving wordt zijn hart meer dan ooit in eenheid gebracht met het hart van God, en hoewel hij een aantal keren in de fout gaat in deze tijd van beproeving, keert hij altijd weer terug naar de Bron van zijn leven.
B4: Het vierde seizoen van Hebron.
Dit seizoen is zo mogelijk nog moeilijker dan de vorige seizoenen, want koning Saul sterft wanneer David 30 jaar oud is; en op dat moment heeft David al 600 soldaten in zijn dienst. Behalve koning Saul zijn ook drie van de vier zonen van Saul gestorven, en er is nog maar één zoon van Saul in leven gebleven. Deze zoon Isboset wordt tot koning uitgeroepen en is dus een obstakel voor David om een begin te maken met zijn profetische bediening als de gezalfde koning over heel Israël.
Maar David wacht op de Heer hoewel iedereen weet dat hij door de profeet Samuël tot koning is gezalfd; David begrijpt dat de belofte van God iets anders is dan de timing van God, en hij beseft dat hij nooit een belofte van God zal verliezen door geduld en nederigheid, en daarom wacht hij op God (2Sam.2:1-4). God beperkt in dit seizoen de gezalfde bediening van David binnen bepaalde grenzen om zeer strategische redenen, want ook dit seizoen is bedoeld om David voor te bereiden.
David bracht ongeveer zeven jaar door in de woestijn, en vervolgens bracht hij zeven jaar door in Hebron waar hij moest wachten op God voor het volgende seizoen. David kon wachten op God omdat hij zijn geestelijke identiteit niet vond in zijn gezalfde bediening als koning, maar in zijn roeping om een liefhebber van God te zijn in geestelijke fascinatie over de persoonlijkheid van God. En op Gods tijdstip komt hij uiteindelijk terecht op de plaats waar God hem hebben wilde, niet ten behoeve van zijn persoonlijke genot maar ten behoeve van het volk van God.
B5: Het vijfde seizoen van Jeruzalem.
Bijna 20 jaar nadat hij door de profeet Samuël tot koning over Israël gezalfd werd, wordt David opnieuw tot koning gezalfd over heel Israël (2Sam.5:3); hij kon deze bediening veilig aanvaarden, omdat hij geleerd had zijn geestelijke identiteit te vinden in zijn relatie met God. Hij was begonnen als een liefhebber van God die wist dat hij door God geliefd was en dat hij daarom succesvol was, en deze mentaliteit was gegroeid in zijn leven zodat hij een van de zeer weinige politieke leiders in de menselijke geschiedenis was die veilig was in zijn positie als heerser over een volk.
Tijdens de 33 jaar van zijn regering over Israël was hij niet zonder zonde, en lezen we zelfs over enkele vreselijke misstappen; maar deze uitglijders waren niet de dagelijkse regel van zijn bestaan. Ondanks zijn fouten was hij een leider die het volk van God naar zegen en voorspoed bracht, en vanuit zijn hartsgesteldheid als een liefhebber van God bouwde hij in Israël een centrum van aanbidding en voorbede. Hij was een groot politiek en militair leider, maar hij was nog veel meer een groots liefhebber van God; deze liefde voor God komt tot expressie in het grootste boek uit de hele Bijbel, namelijk het boek Psalmen.
C: De zalving van David.
1Sam.16:1 Kom, vul je hoorn met olie en ga voor Mij naar Isaï in Betlehem, want een van zijn zonen heb Ik als koning uitgekozen.…… (3b) Wie Ik je aanwijs, die moet je voor Mij zalven…… (7b)…… maar de HEER kijkt naar het hart…… (12b) Hem moet je zalven. Hij is het…… (13) Samuël nam de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. Van toen af aan was David doordrongen van de Geest van de HEER.
Dit is een cruciale gebeurtenis in het leven van David, want tot op dit moment was hij een jongeman geweest die in de stilte van het buitenleven had geleerd om de schoonheid van God te onderzoeken in de natuur en in het woord van God (Psalm 19). Het woord van God bestond op dat moment alleen nog maar uit de eerste vijf boeken van de Bijbel, namelijk Genesis t/m Deuteronomium, en waarschijnlijk het boek Job; alle andere boeken moesten nog geschreven worden. Het is opmerkelijk dat de Heer niet op zoek is naar de carrière van mensen en het succes dat zij in de samenleving hebben bereikt, maar dat Hij op zoek is naar mensen die een zuiver hart hebben (vers 7), ook al hebben zij volgens sociale maatstaven nog niets bereikt.
Deze voorbereiding van meditatie in het woord van God en het zoeken naar de persoonlijkheid van God (Ps.27:4) hadden een zuiverheid in het hart van David bewerkt die hij nodig had om een door God gekozen koning over Israël te kunnen zijn. Op dit moment ontvangt David zijn zalving tot het koningschap; een tweede zalving vindt plaats in 2Sam.2:4 waar hij door de Judeeërs tot koning over Juda wordt gezalfd, en een derde zalving vindt plaats in 2Sam.5:3 waar hij door het voltallige volk tot koning over Israël wordt gezalfd.
Het is belangrijk om te begrijpen dat de zalving met de Heilige Geest komt na een proces van het hart waarin we geleerd hebben om te mediteren in het woord van God en gefascineerd te raken met de persoonlijkheid van God. Hieruit ontdekken wij dat God een volledig andere manier van waardering op het menselijke hart toepast dan mensen elkaar waarderen volgens menselijke maatstaven. God waardeert het menselijke hart op grond van datgene wat Hijzelf door Zijn Geest in het menselijke hart heeft ingebracht d.m.v. Zijn woord en een geestelijke transfusie van Zijn liefde.
Onze God heeft het vermogen om eigenschappen in de mens tevoorschijn te roepen die nog in een zeer pril stadium aanwezig zijn; waar anderen deze eigenschappen nog in het geheel niet kunnen ontdekken, daar ziet God deze kenmerken al aanwezig. God ziet deze prachtige kwaliteiten in het hart, Hij roept ze tevoorschijn en begint in het menselijke hart een proces van geestelijke discipline om deze eigenschappen tot volwassenheid te brengen.
2Kron.16:9a De HEER laat immers voortdurend Zijn ogen over de aarde rondgaan en biedt iedereen hulp die Hem met heel zijn hart is toegedaan.
David is een schitterend voorbeeld van een mens die onvolwassen is, maar met oprechte verlangens en bedoelingen; zulk een mens wordt door God omschreven als mooi en lieflijk, een mens waarin God vreugde vindt. En David genoot van het feit dat hij zo door God werd omschreven, en als gevolg daarvan begon hij zichzelf ook anders te zien waardoor de geest van schuldgevoel en aanklacht terrein begon te verliezen.
Wij definiëren onszelf meestal naar aanleiding van de worsteling in ons hart, maar God definieert ons naar aanleiding van de gewilligheid in onze wedergeboren geest. Wij zoeken ons identiteit meestal in datgene wat we bereikt hebben, maar God bepaalt ons identiteit aan de hand van Zijn liefde voor ons en de manier waarop wij Zijn liefde beantwoorden. Wanneer God ons liefheeft en wij in staat zijn om Zijn liefde beantwoorden, zijn wij een groot succes vanaf nu tot in de eeuwigheid.
Het probleem met succes volgens menselijke maatstaven is dat wij trots worden wanneer we het goed doen, en we ons schuldig voelen wanneer we het verkeer doen; maar in beide gevallen zoeken wij onze identiteit in wat wij doen. Maar wanneer wij onszelf zien zoals God ons ziet, wordt er een grote mate van dankbaarheid in ons hart gecreëerd, omdat we beseffen dat onze identiteit gebaseerd is op Gods genade en niet op wat wij doen.
1Kor.15:10a Alleen dankzij Zijn genade ben ik wat ik ben, en Zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven.
Wanneer wij de schoonheid en de glorie van Gods persoonlijkheid ontdekken, creëert dat een enorme vreugde in ons hart; en wanneer we vervolgens ontdekken dat deze schoonheid een onderdeel begint te worden van ons eigen hart, beginnen we dankbaar te worden voor het Goddelijke proces waarin wij versierd worden met de schoonheid van God (Ps.149:4).
Wanneer God Zichzelf aan ons hart openbaart, voelen wij vreugde, en wanneer God laat zien hoe Hij over ons voelt en denkt, voelen we ons dankbaar; de kracht van deze vreugde en dankbaarheid is een heerlijke schok voor ons hart en verandert langzaam maar zeker onze emoties.
God ziet de verborgen verlangens van ons hart, ook wanneer wij nog steeds struikelen in onvolwassenheid; wanneer wij verbinding kunnen maken met de manier waarop God naar ons kijkt, zullen wij ook totaal anders naar onszelf gaan kijken. God kent werkelijk alle geheimen van ons hart (Ps.44:22b); wanneer de Heer terugkomt, zullen alle verborgen motieven van ons hart openbaar worden, en dan zal God ieder de lof geven die hem toekomt (1Kor.4:5).
Het is opmerkelijk dat Paulus hier spreekt over de complimenten die God ons zal geven bij Zijn oordeel over ons op grond van onze verborgen motieven, want alleen God kent de diepten van ons hart. Ook wijzelf kennen vaak onze eigen oprechte verlangens niet, en we weten vaak niet hoezeer wij hunkeren naar het kennen van God en het verlangen naar een intieme relatie met Hem. Alleen God is in staat de diepe geheimen van ons hart te doorgronden, en Hij zal ons op grond daarvan belonen (Openb.22:12).
Het opmerkelijke is dat God in 1Sam.16:1+3 twee keer spreekt over het feit dat de zalving van David vooral bedoeld is voor God Zelf, want twee keer zegt de Heer tegen Samuël dat hij een zoon van Isaï moet zalven voor God. David werd gezalfd tot koning over Israël, maar hij werd ook gezalfd in een veel hogere roeping, namelijk om een geliefde van de Heer te zijn. God is op zoek naar mensen die zichzelf verliezen in het besef dat God naar hen heeft gezocht, zodat zij zichzelf ook kunnen verliezen in het besef dat God door hen gevonden wil worden.
Deze zalving tot koning is dus in de eerste plaats een zalving om jezelf volledig kwijt te raken aan een intieme relatie met de Heer. David was in de eerste plaats geroepen om een geliefde van de Heer te zijn, en pas in de tweede plaats was hij geroepen om koning over Israël te zijn. Daarmee gaf deze zalving met de Heilige Geest een juiste balans tussen het eerste en grote gebod om de Heer onze God lief te hebben met heel ons hart, met heel onze ziel en met heel ons verstand, en daarna het tweede gebod om onze naaste lief te hebben als onszelf (Matt.22:37-40).
D: De gezalfde bediening van David.
1Sam.16:18-19 (NBG’51) Toen antwoordde een van de knechten: Ik heb een zoon van de Betlehemiet Isai gezien, die spelen kan; en hij is een dapper held, een krijgsman, wel ter tale, schoon van gestalte; en de HERE is met hem. Daarop zond Saul boden naar Isai met het verzoek: Zend mij uw zoon David, die bij de schapen is.
1Sam.16:18-19 (NBV) Ik weet iemand die goed kan spelen, zei een van de hovelingen. Hij is een zoon van Isaï uit Betlehem. Hij behoort tot een voorname familie en is een goed krijgsman, en hij is welbespraakt en goedgebouwd. Bovendien staat de HEER hem bij. Saul stuurde boden naar Isaï met het verzoek: Stuur me uw zoon David die uw schapen en geiten hoedt.
De eerste zalving van David vond plaats in 1Sam.16:13, toen hij ongeveer 15 jaar oud was; hij ontving deze zalving met de Heilige Geest om bepaalde taken uit te voeren. En op dat moment ontving hij nieuwe kwaliteiten die hij tevoren nog niet bezat; er worden in vers 18 en 19 zeven verschillende kwaliteiten genoemd m.b.t. deze zalving van de Geest van God. Dit was niet iets nieuws in Israël, want regelmatig ontvingen mensen een profetische zalving van de Heilige Geest waardoor zij als profeten voor het volk van Israël konden optreden.
Zo was ook Saul tot koning gezalfd (1Sam.10:1), waarna hij gegrepen werd door de Geest van God (1Sam.10:10, 11:6) en waardoor hij nieuwe kwaliteiten ontving. De hier genoemde zeven kwaliteiten werden David bij de zalving met de Heilige Geest toebedeeld, terwijl hij deze kwaliteiten daarvoor nog niet bezat. Want in vers 12 wordt hij nog beschreven op grond van zijn natuurlijke voorkomen, waaruit blijkt dat hij wel intimiteit met God had ontwikkeld maar nog geen grote geestelijke autoriteit had ontvangen als gevolg van de zalving.
Er is een bepaalde tijd voorbijgegaan tussen vers 13 en vers 14, waarvan wij niet weten hoe lang deze tijd heeft geduurd. Maar er is waarschijnlijk meer dan een jaar voorbijgegaan vanaf het moment waarop David in vers 13 de zalving ontving tot aan het moment waarop deze zalving zodanig gegroeid werd dat er al een bepaald getuigenis over hem gegeven konden worden. Maar op het moment dat hij voor koning Saul verscheen, was hij waarschijnlijk ongeveer 17 jaar oud.
De zalving met olie door de profeet Samuël was op zichzelf geen spectaculaire gebeurtenis, want de verandering in geestelijke kwaliteiten vond diep in de inwendige mens van David plaats. Maar na verloop van tijd werden de kwaliteiten zichtbaar voor de mensen om hem heen, zodat er getuigenis over hem gegeven werd. In deze tijd leerde hij ook om leeuwen en beren te verslaan (17:34-35).
De tweede zalving vond plaats in Hebron (2Sam.2:4), waar hij tot koning over de stam Juda gezalfd werd, toen hij 30 jaar oud was; dit was een zalving voor leiderschap over een klein deel van het volk Israël als voorbereiding op zijn definitieve roeping. De derde zalving vond ook plaats in Hebron (2Sam.5:3), waar hij door het hele volk Israël gezalfd werd tot koning over de hele natie; hij was toen 37 jaar oud. Deze zalving was bedoeld om alle vijanden van Israël te verslaan en het door God beloofde erfdeel definitief beschikbaar te maken voor het volk van God.
Het is echter belangrijk om het nut van de eerste zalving te begrijpen als een voorbereiding op de tweede en de derde zalving waarin de definitieve roeping van God tot zijn recht kwam. In de eerste zalving ontving David kwaliteiten om bepaalde taken te kunnen verrichten zonder dat daarbij sprake was van zijn definitieve roeping; we lezen nergens dat Samuël tegen de familie van David zei dat hun jongste broer geroepen was om de plaats van koning Saul in te nemen als koning over Israël.
In de laatste tijd van zijn verblijf in Bethlehem raakte David vertrouwd met de invloed van deze zalving door de Heilige Geest, en leerde hij met deze zalving om te gaan zonder dat hij de zalving kon controleren. Deze kwaliteiten werden nog verdiept en verrijkt bij de tweede zalving in Hebron, en bij de derde zalving werden deze kwaliteiten optimaal versterkt in zijn leven om koning te kunnen zijn over de hele natie van Israël.
D1: De zalving tot profetische aanbidding.
1Sam.16:18-19 (NBG’51) Ik heb een zoon van de Betlehemiet Isai gezien, die spelen kan.
Deze zalving spreekt van het geestelijke vermogen om vrijheid te geven aan mensen die geestelijk, emotioneel of lichamelijk onderdrukt worden; het is een zalving die de manifeste tegenwoordigheid van God vrijzet in de levens van mensen die gekweld worden. In het geval van David werd dit gedaan d.m.v. profetische muziek, maar deze zalving komt o.a. ook tot expressie door het bidden voor mensen onder handoplegging.
Deze zalving is meer dan een muzikale zalving, want het spreekt van het vermogen om de tegenwoordigheid van God te brengen in de levens van mensen die Gods aanraking zeer hard nodig hebben. Koning Saul werd gekweld door een boze geest (vers 14), omdat hij in zijn hart ruimte had gegeven aan rebellie tegen God waardoor hij besmet was geraakt met een geest van toverij (15:23).
Maar David kwam met de zalving van de Heilige Geest en bracht tijdelijk de tegenwoordigheid van God in het leven van Saul, waardoor Saul tijdelijk met rust werd gelaten (16:23). Maar Saul was niet de eerste die aangeraakt werd door de zalving in de aanbidding van David, want een van de hovelingen van Saul was al bekend met deze gezalfde kwaliteit van David, en hij getuigde daarvan (vers 18).
Wanneer het vuur van de Heilige Geest zichtbaar wordt in ons leven, hoeven wij nooit enige vorm van publiciteit te geven, want het vuur van de Geest getuigt van zichzelf.
D2: De zalving tot vrijmoedigheid.
1Sam.16:18 (NBG’51) …… en hij is een dapper held.
De zalving van de Heilige Geest gaf David ook een bovennatuurlijke vrijmoedigheid, wat spreekt van een krachtige manier van geestelijk denken die iemand in staat stelt om gevaar onder ogen te zien met vastberadenheid. Dit spreekt van een geestelijke moed die wij van nature niet bezitten; daarom vroeg Paulus ook aan de gemeente te Efeze of de gelovigen voor hem wilden bidden dat hij deze vrijmoedigheid zou ontvangen zodat hij met gezalfde moed het woord van God zou kunnen spreken (Efez.6:19-20).
Deze gezalfde moed kwam in David naar voren toen hij de Filistijn Goliat zag (17:37), en daarom voelde hij vrijmoedigheid om Goliat tegemoet te treden in de naam van de Heer (17:45). Wanneer deze Geest van moed en dapperheid over ons komt, is er geen ruimte voor angst, want Hij die in ons is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst (1Joh.4:4b).
Wanneer de Geest van vrijmoedigheid over ons komt, is het gemakkelijk om de kosten te berekenen, want het uitvoeren van de wil van God wordt gemakkelijk vanwege geestelijke vrijmoedigheid en dapperheid. Omdat de wil van de Heer gedaan moet worden, wordt er niet onderhandeld met mensen met het oog op het verliezen van hun goedkeuring. Dit spreekt niet van een roekeloze trots die volstrekt geen rekening houdt met mensen, maar van een volharding die anderen meeneemt in het uitvoeren van de wil van God.
D3: De zalving tot geestelijke oorlogsvoering.
1Sam.16:18 (NBG’51) …… en hij is een krijgsman.
Deze zalving is een goede aanvulling op de zalving van vrijmoedigheid, maar spreekt meer van een geestelijke agressie tegen de vijand; het spreekt van een Goddelijke woede tegen de aanvallen van de vijand en vastberadenheid om deze vijand te verslaan, zoals David liet zien toen hij tegenover Goliat stond (17:46-47). Het opmerkelijke is dat David tot op dat moment nog nooit had deelgenomen aan militaire oorlogsvoering tegen de vijand, maar toch toonde hij een strijdvaardig hart te hebben.
David werd gegrepen door een vastberadenheid om deel te nemen aan de gezamenlijke strijd van Israël tegen de Filistijnen, want een oorlog tegen Israël zag hij als een oorlog tegen God (17:45b), en Gods oorlog was zijn oorlog. Deze heldhaftige mentaliteit is diepgeworteld in een hart dat gefascineerd is met de schoonheid van de Heer van de hemelse machten die Zelf ook een krijgsheld is (Ex.15:3).
En wanneer wij gegrepen zijn door de schoonheid van de Heer, komen wij in ons hart ook diep onder de indruk van Zijn ontzagwekkende heiligheid en majesteit (Ex.15:11), zowel in de manier waarop Hij oorlog voert als de manier waarop Hij een intieme relatie onderhoudt met Zijn volk (Ex.15:13+17).
D4: De zalving om met wijsheid te spreken.
1Sam.16:18 (NBV) …… en hij is welbespraakt.
David ontving ook een zalving om met een wijsheid te spreken die hij niet van zichzelf had; dit spreekt niet van menselijke wijsheid maar de gave van wijsheid door de Heilige Geest (1Kor.12:8). Door de zalving van Gods Geest werd David bekwaam gemaakt om wijsheid te spreken op het moment dat het nodig was; wanneer het nodig was kon hij met diplomatieke wijsheid de woorden van God inspreken in een bepaalde situatie.
Wanneer hij sprak, sprak hij vanuit de Geest van wijsheid en openbaring, zodat mensen om hem heen inzicht kregen in de wegen van de Heer. Hij was er niet op uit om altijd confrontatie te vermijden, maar hij was er ook niet op uit de confrontatie juist op te zoeken; met gezalfde diplomatieke wijsheid wist hij de woorden van God te spreken (Spr.16:21+23).
Als gevolg daarvan was hij ook in staat om liederen te componeren en te schrijven op een manier dat anderen daaruit inzicht en openbaring over het wezen en karakter van God konden ontvangen; en dit getuigenis van David klinkt via het boek van de Psalmen tot op de dag van vandaag. Als gevolg daarvan werd hij door Jonatan, de zoon van Saul, en het volk Israël op handen gedragen (18:1+16).
D5: De zalving van geestelijke schoonheid.
1Sam.16:18 (NBG’51) …… en hi is schoon van gestalte.
Petrus spreekt over een inwendige schoonheid die verborgen ligt in het hart als een sieraad dat onvergankelijk is en kostbaar in de ogen van God (1Petr.3:4); David had een zuiver hart (13:14) en deze zuiverheid werd zichtbaar in de uitdrukking van zijn ogen (16:12). Als gevolg daarvan was hij ook de geliefde zanger van Israël (2Sam.23:1); het spreekt van schoonheid in de menselijke geest vanwege zijn gepassioneerde hart voor God. De ogen zijn de lamp ofwel de vensters van het lichaam, dus wanneer ons ogen helder is, zal ons hele lichaam verlicht zijn (Matt.6:22).
D6: De zalving in de dagelijkse dingen.
1Sam.16:19 (NBG’51) …… uw zoon David, die bij de schapen is.
Wanneer een mens zo gezalfd is met de Heilige Geest, zal het getuigenis over hem of haar zich vanzelf verspreiden; zelfs aan het koninklijke hof van Saul werd getuigenis gegeven over het leven van David. Maar ondanks het getuigenis over zijn leven bleef David trouw aan zijn dagelijkse taak in het verzorgen van de kudde schapen van zijn vader; betrouwbaarheid in het dagelijkse leven vindt ook zijn kracht in de zalving van de Heilige Geest.
De houding en hartsgesteldheid van dienstbaarheid blijft bewaard in een man die zuiver van hart is en een specifieke zalving van God heeft ontvangen. Een dergelijke persoon vindt de kracht en liefde om dienstbaar te blijven in de dagelijkse lasten van het gewone leven, en hij vindt het geduld om te blijven wachten op de promotie die van God Zelf komt (Hand.6:4). Het geheim is om je vreugde en plezier te blijven vinden in de intieme relatie met de Heer Zelf, wanneer Hij je vraagt om een stap terug te doen in je openbare bediening.
David voelde zich even gelukkig bij zijn kudde schapen als in de frontlinie van het leger van Saul; hij vocht met evenveel plezier tegen de leeuwen en beren als tegen de vijand Goliat.
D7: De zalving tot geestelijke openbaring.
1Sam.16:18 (NBV) Bovendien staat de HEER hem bij.
Deze verklaring is niet een samenvatting en optelsom van alle andere genoemde geestelijke kwaliteiten, maar het spreekt van een specifieke werking van de Heilige Geest die op David rustte.
Deze kwaliteit spreekt van de specifieke zalving van geestelijke openbaring; het spreekt van het vermogen om de geestelijke mysteries van het koninkrijk van God te zien waardoor David in staat was om het boek Psalmen te schrijven. Want in het boek Psalmen profeteert David diverse malen over de eerste en tweede komst van Jezus naar de aarde; David profeteert zowel over de weg van het kruis als de glorieuze tweede komst van Jezus.
David zag de schoonheid van de Heer in plaatsen en gebeurtenissen waar niemand anders dit zag, en de reden daarvoor was dat David gezalfd was met de Geest van openbaring. Hij had een verlicht hart (Efez.1:17-18), zodat hij de Heer zag waar anderen de Heer niet zagen; daarom was hij in staat om zijn inzichten over het wezen en karakter van God te bezingen en op te schrijven in het boek van de Psalmen.
Door de zalving van de Heilige Geest groeide David enorm in openbaring en inzicht in het wezen van God, terwijl hij al in een beginnend stadium had geleerd om gefascineerd te zijn over de persoonlijkheid van de Heer (Ps.27:4).
D8: De drievoudige roeping.
Ps.78:70-72 Zijn keuze viel op David, Zijn dienaar, Hij riep hem weg bij de schapen, haalde hem achter de zogende ooien vandaan en maakte hem herder van Jakob, Zijn volk, van Israël, Zijn eigen bezit. Hij was een herder met een zuiver hart, met vaste hand heeft hij hen geleid.
De eerste stap in het leven van David was dat God hem koos (vers 70); de roeping van David kwam plotseling en onverwacht. Het was het woord van de Heer dat een radicale omwenteling in zijn leven teweegbracht (1Sam.16:12). In dit proces van roeping kunnen er jaren voorbijgaan voordat God daadwerkelijk ingrijpt; plotseling werd David bij de schapen weggehaald (vers 71) om in de openbaarheid te treden met de zalving van God. Maar hij werd gedurende een periode van 20 jaar getraind en voorbereid op zijn definitieve roeping als koning over het hele volk Israël.
Tenslotte bracht God hem in de positie waarvoor hij geroepen was (vers 72), en God Zelf gaf getuigenis van de herderlijke hartsgesteldheid van David waarmee hij Israël leidde (2Sam.23:3). God kiest eerst, daarna neemt Hij en daarna brengt Hij; eerst komt de roeping, daarna komt de training en als laatste komt de bevestiging.
E: Een geest van openbaring.
In 1Sam.16 ontvangt David door de zalving van de Heilige Geest een geest van openbaring in zijn leven, en in 1Sam.17 lezen we hoe hij staat in de geest van macht; eerst ziet David de schoonheid van God en vervolgens neemt hij zijn positie in in de schoonheid van God, wat spreekt van de soevereiniteit van God.
David is een van de grootste leraren geworden in de geschiedenis van het volk van God wat betreft de geest van openbaring over de schoonheid van Gods wezen en karakter. Omdat hij de gezalfde van de God van Jakob was, was hij ook de geliefde zanger van Israël door wie de Geest van God heen sprak (2Sam.23:1-2); daarom was hij ook de aanbiddende krijgsheld van het volk. Maar de geest van openbaring is de sleutel waardoor David de geliefde zanger en de aanbiddende krijgsheld van Israël werd; het ontvangen van openbaring en inzicht in het wezen van God was het hoofddoel van Davids hart.
Wanneer God Zichzelf openbaart aan het menselijke hart, bestaat er geen grotere vreugde dan het intens zoeken naar intieme relatie met God en het ontvangen van nog meer openbaring over het gepassioneerde hart van God. Deze openbaring maakte David wakker als een aanbidder van God en het vestigde hem diep in zijn geestelijke identiteit voor God; hij genoot van God vanwege het geestelijke vermogen om mysterieuze diepten in het hart van God te zien en te doorgronden.
Omdat hij het vermogen had God te zien in Zijn wezen en karakter, dat David ook het vermogen om zichzelf te zien in het licht van God (Ps.27:1); en als gevolg daarvan kon hij zijn omstandigheden ook in een heel ander licht zien. Er is geen boek in de Bijbel dat zoveel over het emotionele hart van God openbaart als het boek Psalmen, en veel Psalmen zijn een reactie van David op het ontvangen van openbaring over het hart van God.
Vanwege datgene wat hij in het hart van God ontdekte maakte hij het zoeken naar Gods hart tot het absolute hoofddoel van zijn leven; het gevaar bestaat echter dat wij het leven van David kunnen bestuderen in de boeken Samuël zonder dat wij de diepe drijfveer van het hart van David ontdekken in het boek Psalmen.
Ps.27:4 Ik vraag aan de Heer één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de Heer alle dagen van mijn leven, om de liefde van de Heer te aanschouwen, Hem te ontmoeten in zijn tempel.
Fil.3:13b-14 ……maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.
Luc.10:42 Er is maar één ding noodzakelijk.
Er waren vier niveaus waarop David geoefend werd in het ontwikkelen van een geest van openbaring. In de eerste plaats bestudeerde hij de schepping op een intense manier en zo ontving hij openbaring over de schoonheid van God de Schepper (Ps.8, 19, 29, 104, 145). In de tweede plaats bestudeerde hij de vijf boeken van Mozes (Genesis t/m Deuteronomium), want dat was het enige beschikbare deel van de Bijbel behalve misschien het boek Job nog.
David was een man die zichzelf oefende in het bestuderen van het geschreven woord van God om daar vervolgens intens op te mediteren. In de derde plaats ontving hij onderwijs van de profeet Samuël, want Samuël had drie keer een profetisch woord over David van de Heer ontvangen (1Sam.13:14, 15:28, 16:7b+12). En als gevolg van de openbaring die Samuël van de Heer ontving over de manier waarop God naar mensen kijkt, onderwees Samuël David over de principes die hij in de drie openbaringen over David ontving.
Maar in de vierde plaats ontving David onderwijs door de zalving van de Heilige Geest (16:13), want ten gevolge van de zalving ontving David groeiende openbaring over het wezen en karakter van de God die hem geroepen had; het onderwijs door de zalving van de Heilige Geest is een van de meest belangrijke vormen van onderwijs die wij als gelovigen nodig hebben.
1Joh.2:27 Wat uzelf betreft: de zalving die u van Hem ontvangen hebt is blijvend, u hebt geen leraar nodig. Zijn zalving leert u alles naar waarheid, zonder bedrog. Blijf daarom in
Hem, zoals Zijn zalving u geleerd heeft.
De zalving van de Heilige Geest geeft ons toegang tot openbaring van de mysteries in het hart van God, en deze toegang is beschikbaar voor alle gelovigen (1Kor.2:9-12, Kol.2:9-10); als gevolg van deze zalving trad David veel nieuwe gebieden van geestelijke rijkdommen binnen die geestelijke leiders vóór hem nog niet waren binnengegaan.
De identiteit van David was diepgeworteld in de kroon van openbaring over de liefde van God (Ps.103:4-5); en omdat hij besefte hoezeer hij geliefd was door God, groeide hij ook in het liefhebben van God als de belangrijkste roeping van zijn leven (Matt.22:37-38). Omdat de liefde van God de kroon op zijn leven was waardoor zijn geestelijke identiteit bepaald werd, genoot David intens van zijn relatie met de Heer; maar het is onmogelijk om van de Heer te genieten, tenzij je weet dat de Heer van jou geniet en Zich over jou verheugt (Sef.3:17).
Wanneer wij de liefde en de vreugde van de Heer kennen die Hij voor ons koestert, bewandelen wij een weg waarin wij zullen leren drinken uit de rivier van Goddelijke vreugde.
Ps.36:8-10 Hoe kostbaar is Uw liefde, God! In de schaduw van Uw vleugels schuilen de mensen, zij laven zich aan de overvloed van Uw huis, U lest hun dorst met een stroom van vreugden, want bij U is de bron van het leven, door Uw licht zien wij licht.
F: Een geest van kracht.
Als gevolg van een geest van openbaring ontving David in zijn leven ook een geest van kracht, wat spreekt van de schoonheid van Goddelijke sterkte; deze zalving is een inwerking van de Heilige Geest in ons hart. Dan legt de kracht van Gods Geest beslag op ons hart als gevolg van een geest van openbaring die geloof in ons hart bewerkt; ons hart wordt dan gegrepen door een groot vertrouwen in God.
Maar deze geest van kracht is meestal wel het gevolg van een zoektocht in ons hart, maar komt als een gave van God waardoor wij in staat zijn om tegenover machtige vijanden te komen staan zoals David in 1Sam.17. David ziet op dat moment het plan van God, en daarom wankelt zijn hart niet; dit sterke vertrouwen op God wordt door de Heer gezien als schoonheid. In dit hoofdstuk ontstaat er een nationale crisis die door God gebruikt wordt om een nieuwe stap in Zijn plan met het volk Israël te introduceren.
Het gevaar van 1Sam.17 is dat wij zo bekend zijn met het verhaal van David en Goliat, dat wij het Goddelijke perspectief op deze gebeurtenis volledig missen. Want het is niet David die vanuit menselijke dapperheid een grote overwinning behaalt, maar het is de zalving van de Heilige Geest die hem de kracht geeft om de vijand te verslaan en zodoende het volk van Israël in een nieuwe fase van het koninkrijk van God te brengen.
De vijand, Goliat, is volgens menselijke maatstaven onoverwinnelijk, en hij is een symbool van een van de grootste vijanden van elke gelovige; de essentie van zijn optreden is een geest van aanklacht, want hij beschuldigt het volk van God van zwakheid (17:8-11). Deze geest van aanklacht is een van de favoriete wapens van satan (Openb.12:10, Zach.3:1); de geest van aanklacht ondermijnt ons vertrouwen in God, waardoor angst de plaats inneemt van geloof zodat de zalving van een krachtige geest buiten werking wordt gesteld.
In vers 8 vraagt Goliat waarom de Israëlieten de moeite zouden nemen om op te trekken en slag te leveren tegen hem, want hij is vrij en zij zijn toch alleen maar slaven; m.a.w. hun situatie is volslagen hopeloos. Er is in dit verhaal zowel een collectieve toepassing voor de gemeente van Jezus wereldwijd als een zeer individuele toepassing in ons persoonlijke leven, wanneer de vijand ons dag en nacht aanklaagt over onze mislukking en zwakheid (17:16).
Via de mond van Goliat staat de duivel te brullen als een leeuw die op zoek is naar een prooi van twijfelende gelovigen die wankelen in hun hart (1Petr.5:8-9) vanwege de angst die grip heeft gekregen op hun hart (17:11+24). Het probleem is dat in momenten van crisis veel gelovigen geïntimideerd raken door de zichtbare macht van de vijand (17:25), terwijl ze vergeten dat deze vijand “onbesneden” is (17:26b).
Deze opmerking van David laat zien dat David het juiste perspectief heeft op de situatie in tegenstelling tot de rest van het volk, want door Goliat als onbesneden te beschrijven geeft hij daarmee aan dat de vijand buiten het verbond met God staat.
Als gevolg daarvan heeft de vijand geen enkele vorm van bescherming, terwijl de kinderen van God in het verbond met God leven en daarom aanspraak kunnen maken op de genade van God wanneer dat nodig is. Israël zag Goliat zoals hij zich voordeed en David zag de vijand zoals hij werkelijk was; zo zagen ook Kaleb en Jozua de reuzen in het land Kanaän zoals ze werkelijk waren (Num.14:9).
Wanneer wij een gezalfde geest van openbaring en kracht in ons leven hebben en gebruik willen maken van onze geestelijke autoriteit, is dat vaak een situatie waarin wij niet alleen geconfronteerd worden met de vijand maar ook met gelovigen die niet dezelfde mate van geestelijke openbaring hebben zoals wij. Dan ontstaat er de situatie dat we niet alleen door de vijand worden aangevallen maar ook door medegelovigen (17:28, Ps.69:8-10); op zulke momenten is de mate van zalving altijd bepalend voor de mate van inzicht in de overwinning die God ons wil geven.
Want niet alleen Eliab, Davids oudste broer, achtte David niet in staat om Goliat te verslaan (17:28), maar ook koning Saul achtte hem niet in staat om deze strijd winnend af te sluiten (17:33). Koning Saul was namelijk een ex-gezalfde professional, en het volk Israël bestond uit niet-gezalfde professionals; Goliat was een anti-gezalfde professional, maar David was een gezalfde amateur.
En wanneer een door de Heilige Geest gezalfde amateur in autoriteit opstaat tegen een door de duivel gezalfde professional, komen de vele niet-gezalfde professionals altijd in opstand met kritiek op de gezalfde amateur. Maar wat op zulke momenten werkelijk belangrijk is, is dat wij persoonlijk al een zekere mate van historie hebben opgebouwd in onze strijd tegen de vijand waaruit blijkt dat onze zalving werkelijkheid is en geen fictie (17:34-35). Dan hebben wij recht van spreken wanneer wij veronderstellen de zalving te hebben voor de strijd tegen grotere vijanden (17:36-37), maar we moeten ons niet laten verleiden tot de traditionele methoden (17:38-39).
Het hart van David werd niet gemotiveerd door grootheidswaanzin toen hij Goliat vertelde dat hij hem zou verslaan (17:45-46), want door de zalving van de Heilige Geest werd David in zijn hart gedreven door liefde voor de Heer. David zocht geen spectaculaire bediening maar een intieme relatie met de God van Israël die hij had leren liefhebben door het mediteren op Gods grote daden in de schepping, Gods openbaring Zijn woord, door het onderwijs van de profeet Samuël en tijdens zijn momenten van aanbidding van God.
David had de Heer leren kennen in Zijn grote liefde voor Israël, en daarom wist hij wat de uitslag van de strijd zou zijn, en de hele wereld zou weten dat Israël een God had (17:46b). De snelheid waarmee David op de vijand afrent getuigt van de realiteit van zijn geloof (17:48-50); er is geen aarzeling in zijn hart, want hij is diepgeworteld in vertrouwen op de Heer en de zalving van God rust op hem.
David opereerde niet permanent in de geest van kracht, maar op het moment dat de kracht nodig was stond hij volledig open om te ontvangen; hij controleerde de zalving niet maar was altijd ontvankelijk voor de zalving van God. De schoonheid van deze geest van kracht is dat wij vrij van angst zijn en vrijmoedig voor God zijn, omdat onze verlangens naar veel dingen aan het verminderen zijn vanwege onze hunkering naar God.
En wanneer wij opereren in deze geest van kracht en vrijmoedigheid, kan het gebeuren dat God anderen aanraakt met deze zalving, zodat zij deel gaan hebben aan de eindoverwinning (17:52-53); en zo werd de geest van wanhoop overwonnen.
De soevereiniteit van God voorzag David van de noodzakelijke brandstof om zijn geest van kracht te voorzien, waardoor hij een standvastig hart ontwikkelde; maar de grootste vijand van een krachtige geest is een wanhopige geest (17:24). Wanneer een geest van wanhoop beslag legt op ons leven en ons hart in zijn greep krijgt, wordt het leven uit ons weggezogen; daardoor krijgen we het gevoel dat we niet meer weten wat we moeten doen, hoewel we in feite wel weten wat we moeten doen.
In onze verwarring denken we dat we inderdaad niet meer weten wat we moeten doen, maar wat we moeten doen is in feite zo eenvoudig dat we het over het hoofd zien door onze verwarde emoties. Het is de geest van wanhoop die ons verhindert om te doen wat we moeten doen, en deze wanhoop strijdt tegen onze identiteit als een liefhebber van God. We raken vaak zo gewend aan mislukking, teleurstelling, verveling en geestelijke onvruchtbaarheid dat we onszelf gaan definiëren op grond van deze negatieve ervaringen, waardoor we een geest van wanhoop ontwikkelen die ons vastbindt in deze negatieve spiraal; dat is onze echte vijand.
De overwinning komt wanneer wij onszelf kunnen definiëren als liefhebbers van God die nog worstelen met de zonde in plaats van onszelf te definiëren als zondaars die worstelen om God lief te hebben. Het probleem ligt niet in wat wij moeten doen maar in de manier waarop wij onszelf definiëren; wanneer wij onszelf zien zoals God ons ziet, begint de geest van wanhoop te wijken voor de geest van geloof, en op grond van ons geloof spreken we waarheid over God en over onszelf.
Rom.10:9-11 Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt zult u worden gered. Want de Schrift zegt: Wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.
Spr.18:20-21 Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen, hij voedt zich met de vruchten van zijn mond. Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.
G: Troost vinden in veranderende omstandigheden.
1Sam.18:2 Saul nam David vanaf die dag bij zich en liet hem niet meer teruggaan naar zijn ouderlijk huis.
Na zijn overwinning op de Filistijn Goliat werd David door Saul meegenomen naar Gibea waar de koninklijke residentie van Saul was; David ontvangt in1Sam.18 een zeer snelle promotie en hiermee stapt hij het tweede seizoen van de leerschool van God in zijn leven binnen. Het is een seizoen waarin hij heel veel waardering ontvangt van het volk Israël, omdat hij zeer succesvol is in de militaire veldtochten die hij onderneemt tegen de Filistijnen (18:5, 13b-14, 16, 30). Maar koning Saul werd gedreven door een negatieve geest van jaloersheid (18:8-9), wat hem vervulde met jaloerse angst voor David (18:12, 15), wat zijn hart vervulde met grote vijandigheid tegen David (18:29).
Er zijn twee manieren om naar deze jaloersheid in het leven van Saul te kijken; in de eerste plaats werd Saul in zijn haat tegen David gedreven door een boze geest, maar in de tweede plaats gebruikte God dit om David te oefenen in de leerschool van Gods liefde. Want God verlangde ernaar dat David totaal nieuwe realiteiten zou ontdekken in het hart van God in dit zo totaal andere seizoen in zijn leven.
Tot nu toe had hij geleerd om God te vinden in de vrede, rust en veiligheid van de heuvels rondom Bethlehem, maar nu moest hij leren om God te vinden in dit seizoen van snelle promotie en succes. Want in een dergelijk seizoen staat God in Zijn soevereiniteit toe dat naast het eerbetoon van mensen er ook een bepaalde mate van tegenstand tevoorschijn komt vanwege jaloersheid over het succes en eerbetoon van mensen. De Heer wil namelijk David leren om ook in dit seizoen zichzelf te verdiepen in de schoonheid van de Heer, want in dit seizoen van eerbetoon en tegenstand verlangt de Heer ernaar dat Zijn volgelingen altijd geworteld zullen zijn in de realiteit van God en niet in de reactie van mensen.
Wanneer David in dit seizoen van eerbetoon en tegenstand zijn vreugde hoofdzakelijk vindt in zijn relatie met de Heer, heeft hij een plaats gevonden waar hij stabiel kan zijn temidden van turbulente omstandigheden. De jaloersheid wordt geïnspireerd door een boze geest, maar nochtans staat ook deze boze geest onder volledige controle van de soevereiniteit van God die de alleenheerschappij heeft over de ontwikkelingen in het leven van David.
De woede van de duivel wordt door God gebruikt als een leerschool voor David, want God is bezig met het onderwijzen van een koning die een hele natie moet onderrichten in de kennis van de glorie van God, en niet alleen maar in materiële voorspoed. In 1Sam.18-20 worden de omstandigheden zo vaak gekeerd dat David het gevoel heeft dat hij in een turbulente stroom van onzekerheden is terechtgekomen. Te vaak zoeken wij naar stabiliteit in onze omstandigheden, zodat wij met een veilig gevoel kunnen vertrouwen op de reactie van mensen in plaats van onze zekerheid te zoeken in de geestelijke realiteit van ons vertrouwen in de soevereiniteit van God.
Maar God is een jaloerse God die altijd zal voorkomen dat wij onze stabiliteit zoeken in het eerbetoon van mensen zonder enige vorm van tegenstand, want Hij wil dat ons hart rust in de veiligheid van een intieme relatie met Hem. Wanneer God ons alle mogelijke zegen van voorspoed en succes geeft zonder een relatie met Hem, is dat een leven zonder liefde; maar wanneer God ons niets geeft aan voorspoed en succes maar wel een intense relatie met Hem is dat een leven vanuit liefde.
Eerst begon Saul zich te ergeren (18:8), daarna begon hij David te wantrouwen (18:9), en vervolgens wierp hij voor de eerste maar niet de laatste keer een speer naar David om hem te doden (18:11), vervolgens werd David gedegradeerd van opperbevelhebber van het hele leger (18:5) tot aanvoerder van slechts 1000 man (18:13). Saul beloofde David zijn oudste dochter Merab maar brak vervolgens zijn belofte en gaf haar aan een ander (18:17-19), maar even later beloofde hij zijn tweede dochter Michal uit een vals motief (18:20-21). Dit alles was nog maar klein vergeleken bij de moordaanslagen en vervolgingen die nog zouden komen.
De kracht van David was echter dat hij niet verblind raakte door de onrechtvaardige houding van Saul, omdat noch promotie noch degradatie een zodanige rol in zijn leven speelde dat hij daardoor van zijn stuk raakte. David was diepgeworteld in zijn relatie met de Heer en het enige waardoor hij van slag raakte was wanneer de Heer Zijn aangezicht voor hem verborg, zodat David de liefde van de Heer niet kon ervaren in zijn hart. Het leven heeft altijd zijn momenten van eb en vloed, zodat wij leren om niet te leven vanuit het succes van het moment maar vanuit de zekerheid van onze relatie met de Heer.
David ontwikkelde geen slachtoffermentaliteit maar ook geen houding van triomfantalisme, want zijn succes lag in zijn relatie met de Heer. Wanneer God ons liefheeft en wij in staat zijn om Zijn grote liefde te beantwoorden, zijn wij voor eeuwig een succes.
Maar Saul groeide vanuit een vurig verlangen om David te doden (19:1) naar een gloeiende, allesverterende vastberadenheid om David te doden tegen elke prijs (20:33b), waarbij hij opnieuw een speer naar David gooide (19:10) en in zijn woede zelfs een speer naar zijn zoon Jonatan (20:33a). Maar de Heer laat David zien dat Saul nooit het echte probleem is, omdat de Heer bij machte is om Saul op elk willekeurig moment tegen te houden, hetzij door een oorlog met de Filistijnen (19:8), hetzij dat God Saul buiten werking stelt door de Heilige Geest (19:18-24).
De Heer wil David leren te leven vanuit een hart dat vrij is van angst en altijd bereid is om op de Heer de vertrouwen zonder te wankelen (Ps.62:2-3, 6-7). Het probleem van David op dit moment is dat hij nog onvolwassen is in zijn relatie met de Heer, en het verlangen van de Heer vanuit Zijn jaloerse liefde voor David is dat hij volwassen zal worden. Want in deze tijd begint een wanhopige geest zich te vormen in Davids inwendige mens (20:3), zodat hij uiteindelijk verwachtte toch te zullen sterven (27:1). De leugen van de wanhoop schoot op dit moment wortel in het hart van David, en de leerschool van de Heer was erop gericht David hiervan te bevrijden.
H: De Heer is onze enige vreugde.
Ps.16:5-6 HEER, mijn enig bezit, mijn levensbeker, U houdt mijn lot in handen. Een lieflijk land is voor mij uitgemeten, ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld.
Jes.33:17 Met eigen ogen zul je de Koning in al Zijn schoonheid aanschouwen, weldra zul je een land zien dat zich uitstrekt tot in de verte.
Het doel van moeilijkheden, die God in Zijn soevereiniteit in ons leven toelaat, is dat wij ons hart op één lijn brengen met het gegeven dat de Heer Zelf ons enige bezit is, ons enige erfdeel in dit leven en in de eeuwigheid (Ps.16:5). Wanneer wij geconfronteerd worden met pijnlijke en teleurstellende omstandigheden, hebben wij van nature de neiging om verlichting van deze pijn te zoeken in natuurlijke hulpbronnen.
Wanneer wij onze verwachting richten op mensen, een positie, voorspoed of succes, spreekt dit van angst in ons hart, maar wanneer wij onze verwachting richten op de Heer, noemen we dit geloof. En de Heer maakte David duidelijk dat Hij David gemaakt had volgens het principe van Goddelijk verlangen, waardoor David niet in staat zou zijn om superieure vreugde te vinden zonder de openbaring van de schoonheid van de Heer (Ps.16:11).
Wij hebben als mens van God gegeven ingebouwde beperkingen die ons niet toestaan om werkelijke vreugde te vinden buiten de Heer; daarom zag David de Heer als zijn enige inwendige beloning en zijn eeuwige erfdeel. Alleen wanneer wij de schoonheid van de Heer aanschouwen (Ps.27:4), zullen wij in staat zijn om het aan ons gegeven gebied te zien, te aanvaarden en van de genieten.
Wanneer de God van oneindige schoonheid van ons houdt en met ongelooflijk plezier van ons geniet, stelt Hij ons ook in staat om Zijn liefde te beantwoorden en zelf ook van Hem te genieten als de eeuwige bron van onze vreugde (Openb.22:1). Wanneer wij onze gedachten in overeenstemming met deze waarheid brengen, zal de Heilige Geest door Zijn zalving op ons hart onze emoties in harmonie brengen met deze waarheid; wanneer wij denken wat God wil dat we zullen denken, zal Hij ons laten voelen waar we zo naar verlangen. Daarom moeten wij met onze mond hardop leren uitspreken wat waar is, zelfs al is het maar een zacht gefluister; maar dan worden onze gedachten gericht op de waarheid, en dan zullen we de waarheid kennen en de waarheid zal ons vrijmaken (Joh.8:32).
Wanneer wij de taal van de waarheid spreken, zullen de gedachten van ons hart op één lijn komen met de waarheid, waardoor openbaring ons hart vult en onze emoties in harmonie komen met de waarheid.
Het leven van David is een reis in deze waarheid, maar het is geen eenvoudige reis waarin wij alleen maar het gevoel hebben dat we vooruitgaan; vaak ervaren we dat we drie stappen vooruit zetten om vervolgens het gevoel te hebben dat we weer twee stappen achteruitgaan. Het is een groeiproces waarin we voortdurend de juiste keuzes moeten maken om werkelijke vooruitgaan te boeken zonder dat we ons bezighouden met het opmeten van de vooruitgaan; want als we het gevoel hebben dat we het goed doen, worden we trots, en als we het gevoel hebben dat we het verkeer doen, voelen we ons schuldig.
Alleen God kan de werkelijke waarde van onze vooruitgaan op een juiste manier inschatten, en wij hoeven alleen maar te zorgen dat we op deze ingeslagen weg voortgaan zonder achterom te kijken. Het voordeel van tegenslag en moeilijke omstandigheden is dat wij door de noodzaak gedreven op zoek gaan naar God als onze bron van vreugde. De pijn zelf verandert ons niet, maar spoort ons wel aan op zoek te gaan naar werkelijke antwoorden; een mens is niet geschapen om pijn te lijden, en daarom zal hij op zoek gaan naar verlichting van zijn pijn.
Maar veel mensen raken verbitterd omdat ze niet op zoek gaan naar God als de bron van hun vreugde, terwijl alleen Hij in staat is om ons superieure vreugde te geven (Ps.4:7-8). En wanneer wij ons koude hart voor de troon van Gods vreugdevuur brengen (Dan.7:9-10), zal God antwoorden met Zijn Geest van openbaring en ons hart in vuur en vlam steken met Zijn passie voor ons. Wanneer wij onze vreugde vinden in de openbaring van de Heer Zelf, zal ons hart groeien in liefde en zal onze invloedssfeer groeien zonder dat wij daardoor beschadigd worden.
In 1Sam.20:1 stelde David de vraag wat hij verkeerd had gedaan, waaraan hij zich schuldig had gemaakt; hij vroeg zich af hoe hij opeens in de problemen gekomen was. Het werkelijke antwoord op deze vraag is dat hij een belangrijke roeping van God had gekregen en dat het daarom nodig was dat hij diepgeworteld raakte in God; want wanneer hij niet diepgeworteld zou zijn in God, zou de zegen van God hem in grote problemen brengen zoals ook bij koning Saul het geval was.
De intensiteit van de training is gerelateerd aan de omvang van de roeping; David moest leren om te kunnen strijden tegen trots die tegelijk met de zegen zijn leven zou binnenkomen, en hij moest leren om zijn vreugde te vinden in de Heer en niet in de omvang van de zegen. God hield de volle omvang van Zijn zegen m.b.t. de bediening van David als koning over heel Israël gedurende 20 jaar terug, zodat David de gelegenheid kreeg om geestelijke oorlogsvoering te leren tegen trots vanwege de zegen en tegen bitterheid vanwege de aanvallen op zijn bediening.
Daarom kreeg David een Bijbelschoolopleiding d.m.v. een gedemoniseerde koning die hem achtervolgde met 3000 soldaten, en elk van deze 3000 soldaten had de opdracht om David te doden. In 1Sam.20:3 wordt David voor het eerst in zijn leven geconfronteerd met een geest van wanhoop, want hij wordt overweldigd door de gedachte dat hij zal sterven door de hand van Saul. David had tijd nodig waarin God stabiele emoties in zijn hart kon vormen, zodat David op elk willekeurig moment op God durfde te vertrouwen ondanks de omstandigheden.
Psalm 59 is een psalm die David schreef nadat koning Saul al tijdens twee gelegenheden een speer naar David had gegooid (1Sam.18:11+19:10), en nadat hij opdracht had gegeven om David thuis te doden (19:11). In deze psalm worstelt David door pijnlijke emoties heen en zoekt hij het aangezicht van God; hij smeekt God om hem te bevrijden en te beschermen (Ps.59:2-3), omdat hij weet dat God het totale plaatje ziet en weet wie of wat Davids echte vijanden zijn. Aan het eind van deze psalm spreekt David opnieuw zijn vertrouwen in God uit.
Ps.59:17-18 Maar ik zal Uw sterkte roemen, in de morgen Uw trouw bezingen: U bent voor mij altijd een burcht geweest, een toevlucht in tijden van nood. Mijn sterkte, voor U wil ik zingen, mijn burcht is God, de God die mij trouw blijft.
J: Het derde seizoen van Adullam.
1Sam.22:1 David ging weer weg uit Gat en vond een veilig heenkomen in een grot in de buurt van Adullam. Toen zijn broers en zijn overige familieleden dat hoorden, voegden ze zich daar bij hem.
In 1Sam.21 slaat David op de vlucht voor koning Saul en in dit hoofdstuk zien we hoe een man van God ook zijn momenten kan hebben waarop er niet veel meer te zien is van zijn geloof en vertrouwen op God. Want in de eerste plaats lezen we hoe hij d.m.v. een leugen (21:3) in het bezit komt van het zwaard van Goliat (21:10), maar ten gevolge van deze leugen wordt later een heel dorp met 85 priesters door Saul uitgemoord (22:18-19). David vlucht vervolgens naar de Filistijnen die op dat moment de grootste vijanden van Israël zijn, zozeer wordt hij door angst gedreven.
Tengevolge van de angst in zijn hart komt David terecht in een leven van compromissen, hoewel zelfs de Filistijnen in de gaten hadden dat hij de werkelijke koning van Israël was (21:12). Hij moet vervolgens weer gebruikmaken van een leugen, namelijk de suggestie dat hij gek is (21:13-14) om te kunnen ontsnappen aan de Filistijnen. Het probleem van David is dat hij geconfronteerd wordt met angst in zijn hart, en in plaats van op de Heer te vertrouwen gaat hij naar koning Achis van de Filistijnen om te proberen diens gunst te winnen.
Deze eerste keer loopt dat niet goed af, maar David zal dat later nog een keer proberen in 1Sam.27, en die tweede keer lukt het hem wel om de gunst van Achis te winnen. Maar hoewel David op de verkeerde plaats is vanuit de verkeerde hartsgesteldheid, rust toch de genade van God op zijn leven omdat hij ook nu nog steeds een man naar Gods hart is.
Een gezalfde dienaar van de Heer kan verzuimen om bepaalde situaties vanuit zijn relatie met de Heer te benaderen en zijn hart te laten domineren door angst, maar toch zal de zalving van de Heer om die reden zijn leven niet verlaten. Naar aanleiding van deze gebeurtenis schreef David Ps.34, en in deze psalm laat hij zien dat een man naar Gods hart altijd bij God kan terugkeren ongeacht de fouten die hij maakt, want een gezalfde van de Heer kan altijd rekenen op de goedheid van God. David ziet zijn angst onder ogen en vindt de goedheid en genade van God (Ps.34:9).
Er zijn in het leven van David drie belangrijke profeten geweest; de eerste was Samuël die hem tot koning zalfde toen hij nog zeer jong was, de tweede was Gad die een tijdgenoot van David was, en de derde was Natan die een jonge profeet was toen David ouder werd.
1Sam.22:5 Maar de profeet Gad zei tegen David: Blijf niet in de bergen, maar ga naar het land van Juda. Daarop trok David naar het Cheretbos.
Het is de profeet Gad die aan David het profetische woord van de Heer geeft dat hij niet in de bergen moet blijven, maar naar het land Juda moet gaan; dat is een zeer opmerkelijke profetie, want Juda was een van de meest gevaarlijke plekken voor David om te blijven (23:3). David wordt op deze manier door de Heer uitgedaagd om zijn eigen veiligheid te zoeken, de comfortabele plekken te verlaten en naar een gebied te gaan waar hij moet vertrouwen op de bescherming van de Heer.
Intussen hadden ongeveer 400 mensen zich bij David aangesloten waaronder zijn familieleden (22:1-2); David brengt zijn ouders naar het land Moab wat het land van zijn overgrootmoeder Ruth was, en hij vraagt de koning van Moab of zijn ouders daar mogen blijven (22:3). Het is een seizoen waarin David zijn oude vriendschappen kwijtgeraakt is, hij is zijn bediening als legeraanvoerder kwijt, hij is zijn financiële inkomen kwijt, en ook is hij zijn levende relatie met de Heer kwijtgeraakt vanwege angst in zijn hart.
Maar in dit seizoen van wanhoop komt datgene in hem bovendrijven wat hem tot een man naar Gods hart had gemaakt, want hij weet de weg naar Gods weer terug te vinden en zijn relatie met de Heer te laten herstellen.
Ps.34:18-20 De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen, Hij bevrijdt hen uit de nood, gebroken mensen is de HEER nabij, Hij redt wie zwaar wordt getroffen. Al blijft de rechtvaardige niets bespaard, de HEER zal hem steeds weer bevrijden.
David kende het grote verschil tussen geestelijke onvolwassenheid en geestelijke rebellie, en hij wist dat hij in zijn onvolwassenheid altijd kon terugkeren naar de Heer en kon rekenen op Zijn bescherming. Wanneer wij weten wie de Heer is in Zijn persoonlijkheid, zullen wij naar Hem toe rennen in plaats van bij Hem weg te vluchten in onze moeilijkheden, maar helaas definiëren wij onszelf vaak naar aanleiding van ons falen, terwijl God ons definieert naar aanleiding van de roep van onze gewilligheid.
Wij ervaren de worsteling in ons hart, maar God ziet de gewilligheid in onze geest. Juist omdat David wist dat hij altijd bij de Heer kon terugkeren, gaf hij zichzelf volledig over aan God en verlangde hij er alleen maar naar om altijd in aanbidding te leven (Ps.34:2-6) als een expressie van zijn dankbaarheid. Wanneer wij in aanraking komen met de ontferming en genade van God, verlangen wij ernaar minder te zondigen en onszelf meer aan de Heer over te geven.
Ps.34:9 Proef, en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig de mens die bij Hem schuilt.
K: Schoonheid ervaren in tijden van depressie.
1Sam.22:1-2 Ook allerlei mensen die in moeilijkheden zaten, schulden hadden of verbitterd waren, sloten zich bij hem aan. David werd hun aanvoerder; het was een groep van ongeveer vierhonderd man.
Het seizoen van Adullam heeft ongeveer zeven jaar geduurd, en het was een seizoen waarin David voor Saul vluchtte van de ene plaats naar de andere totdat hij ten einde raad voor de tweede keer een veilig heenkomen zocht bij Achis, een koning van de Filistijnen (27:1-6). Achis wees de stad Siklag aan David toe als een veilig onderkomen, en David verbleef daar een jaar en vier maanden (27:7), maar het was een tijd van compromis buiten de wil van de Heer voor zijn leven.
David werd in die tijd opnieuw overvallen door een geest van wanhoop (27:1) waardoor zijn hart gedomineerd werd door angst. Maar dit hele seizoen van Adullam en Siklag is een strategisch seizoen waarin God Zijn dienaar David confronteert met angst in zijn hart, zodat hij voorbereid wordt op zijn uiteindelijke bediening als koning van Israël. Het principe is dat God ons altijd de meest gemakkelijke weg laat gaan om ons voor te bereiden op een seizoen van zegen en voorspoed. Voorspoed brengt namelijk altijd schade toe aan het menselijke hart wanneer het hart niet beschermd wordt in de genade van God.
Daarom heeft God voor David het meest gemakkelijke plan van voorbereiding opgesteld om te komen tot voorspoed met de minst mogelijke schade. God beschermt David met problemen zodat de zalving en het vroegtijdige succes hem niet zullen vernietigen. God brengt ons in problemen zodat wij die problemen kunnen oplossen en Gods bevrijding daarin kunnen ervaren, zodat wij een getuigenis zullen opbouwen en diepgeworteld zullen raken in het besef dat God waarheid is.
De rups heeft een worsteling nodig om uit de kokon tevoorschijn te komen en een vlinder te kunnen worden; in onze geestelijke worsteling hebben wij nodig om te belijden dat God ons liefheeft en dat wij Hem liefhebben en daarom succesvol zijn. En dat proces begint in de grot van Adullam.
In de grot van Adullam heeft David alle tijd om na te denken, en hij komt tot het besef dat iedereen hem in de steek heeft gelaten; zelfs Jonatan kon het niet opbrengen om bij David te blijven (Ps.142:5). Terwijl hij in deze grot verblijft, komen zijn ouders, broers en andere leden van zijn familie uit Bethlehem bij hem (22:1); de reden is dat de Filistijnen steeds aanvallen op het grondgebied van Israël ondernamen, en bij een van deze aanvallen veroverden zij ook Bethlehem en zetten daar een wachtpost neer (2Sam.23:13-14).
Maar behalve zijn familie komen er ook nog allerlei ontevreden mensen naar David, mensen met moeilijkheden of met schulden, verbitterde mensen met wrok, en allerlei andere mensen, ongeveer 400 man, en zij sluiten zich bij David aan. David is bepaald niet blij met hun komst, want deze mensen zijn niet erg aanspreekbaar en moeilijk te hanteren (Ps.57:5), maar zij vormen een leerschool voor David en door zijn voorbeeld groeien zij uit tot de toekomstige helden van David (2Sam.23).
In deze tijd schreef David Ps.57, 142 en 143, waarbij Ps.142 en 143 een weerspiegeling zijn van zijn depressie, terwijl Ps.57 een weerspiegeling is van zijn strijd en overwinning in deze tijd van depressie. Het geheim van Ps.142-143 is dat David zijn klacht tot expressie brengt tegen de Heer en niet tegen mensen; want wanneer wij onze klacht tegen mensen uiten, noemen we dat kritiek, maar wanneer wij onze klacht tegen de Heer uiten, noemen we dat gebed.
Dit is een seizoen waarin de zalving van de Heer wel op David rust, maar toch ervaart David dat de Heer Zijn manifeste tegenwoordigheid heeft teruggetrokken; God is er wel maar David ervaart Hem niet. Dergelijke seizoenen werden door de oude kerkvaders uit vroege eeuwen omschreven als de donkere nacht van de ziel; het geheim van dit seizoen is dat wij al onze gedachten en gevoelens voor de Heer uitspreken, terwijl er geen mens is die naar ons luistert. Verstoken van menselijk gezelschap en menselijk begrip worden wij door de nood gedwongen volledig teruggeworpen op de Heer, zodat wij kunnen leren dat Hij onze enige bron van voorziening is.
God gebruikt deze seizoenen van eb en vloed in ons hart om ons voor te bereiden op geestelijke zegen en voorspoed in de uiteindelijke bediening die Hij voor ons heeft. Ook al gaan we door een tijd van de merkbare afwezigheid van de Heer, toch laat God ons nooit in de steek en hebben wij de belofte dat er weer een tijd gaat komen waarin Hij ons Zijn manifeste tegenwoordigheid zal laten ervaren. David verstaat in Ps.142 de kunst om zijn hart volledig voor de Heer uit te storten (142:2-3), en hij durft openlijk toe te geven dat hij ten einde raad is (142:4a); maar ook in deze situatie vertrouwt hij op de Heer dat God een op maat gesneden plan voor hem heeft, want God kent de weg die David moet gaan (142:4b).
David weet dat het hele plan van zijn leven door God is opgeschreven in een hemelse boekrol (139:16), en David weet dat God weet wat het beste is voor David. David voelt zich volledig door mensen in de steek gelaten (142:5), hoewel de 400 man op dat moment waarschijnlijk al bij hem was; maar hij weet dat zij hem niet echt kunnen of willen begrijpen vanwege hun eigen moeilijkheden. Op dit moment legt David zijn belangrijkste geloofsbelijdenis af tegenover de Heer.
Ps.142:6 Ik roep tot U, HEER: U bent mijn schuilplaats, al wat ik heb in het land van de levenden.
Dit is Goddelijke strategie en geen toeval; wanneer David vervolgens uitroept dat hij uitgeput en moe is vanwege zijn vervolgers, is dat precies de situatie waarin de Heer hem wil hebben. Want in deze situatie roept hij het uit tot God en smeekt hij om bevrijding (142:7-8); maar het wonderlijke is dat wij in tijden van voorspoed onze relatie met de Heer verwaarlozen, zodat de Heer in Zijn liefde ons in problemen brengt, zodat wij weer aangespoord worden om Zijn aangezicht te zoeken. Door onze problemen leren wij God kennen als onze bevrijder, maar tegelijkertijd leren wij Goddelijke realiteit in ons hart te ontwikkelen, zodat wij leren om niet alleen maar in tijden van problemen maar ook in tijden van voorspoed het aangezicht van de Heer te zoeken.
David vervolgt zijn klacht in Ps.143 vanuit de zekerheid dat God een op maat gemaakte weg voor hem heeft (142:4); vanuit deze zekerheid denkt hij terug aan zijn vroegere dagen en zijn persoonlijke verhaal met God (143:5). Van daaruit mediteert hij over de daden van God en beschouwt hij het werk van Gods handen; zo slaagt hij erin om zich te blijven uitstrekken naar Gods bevrijding uit moeilijkheden (143:6-7).
David blijft zijn verlangen naar God uitspreken (143:8) in het besef dat Gods weg de beste is; op deze weg geeft God ons momenten van aanraking met Zijn tegenwoordigheid, op andere momenten neemt Hij Zijn merkbare tegenwoordigheid weer weg om ons te leren leven in nederige dankbaarheid. Zo leren wij om de wil van God te doen, want Hij zal ons nooit verlaten en Zijn Geest zal ons altijd leiden volgens het plan van God (143:10).
Het gevolg van Ps.142-143 is dat David in Ps.57:2 in staat is om te bidden om Gods genade, terwijl hij weet dat zijn leven bij God verborgen is; vanuit deze zekerheid kan hij tot God roepen (57:2-6). Wanneer wij God kunnen vinden in seizoenen van tegenstand, kunnen wij Hem ook vinden in seizoenen van voorspoed.
In dit seizoen van beproeving en tegenstand grijpt David altijd terug naar de openbaring van Gods schoonheid in de schepping (143:5, 57:6, 11-12). In 57:2 spreekt David twee keer om de genade van God, in 57:8 proclameert hij twee keer dat zijn hart gerust is in God, en in 57:9 roept hij twee keer zijn eigen ziel op om wakker te worden en God te aanbidden. En zo herontdekte David de schoonheid van de Heer in dit seizoen van grote depressie.
Ps.57:8-11 Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust, ik wil voor U zingen en spelen. Ontwaak, mijn ziel, ontwaak met harp en lier, ik wil het morgenrood wekken. U, Heer, zal ik loven onder de volken, over U zingen voor alle naties. Hemelhoog is Uw liefde, tot aan de wolken reikt Uw trouw.
L: De schoonheid van een leven zonder schaamte.
In 1Sam.16-31 lezen wij vooral over de worsteling die David te voeren had met zijn eigen
hart, terwijl wij in 2Sam. vooral lezen over zijn voorspoedige leven in de zegen en overvloed die God hem gaf in zijn bediening als koning over Israël. In 1Sam.21:2-10 lezen we hoe David op zijn vlucht in de priesterstad Nob aankwam; in deze stad stond de tabernakel van Mozes maar zonder de ark, want deze stond op een andere plaats en werd aan zijn lot overgelaten.
Op dat moment was Achimelech de hogepriester en hij was een afstammeling van Eli, over wie wij lezen in 1Sam.1-4, maar Eli was een zeer zwakke leider onder wiens leiderschap grove zonde werd bedreven in de tabernakel door zijn beide zonen. En omdat Eli zijn beide zonen niet corrigeerde en disciplineerde vanwege hun goddeloze gedrag, sprak God Zijn oordeel uit over Eli en zijn nakomelingen (1Sam.2:27-36, 3:11-14).
Achimelech is verontrust over de komst van David naar de tabernakel, maar David stelt hem gerust door hem een pertinente leugen te vertellen (21:3). Dit is al de tweede leugen die David gebruikt om zichzelf te beschermen tegen Saul, want hij liet Jonatan een eerste leugen tegen Saul vertellen om David daarmee in bescherming te nemen (20:6). Hierin zien we dat de tegenwoordigheid van God nog niet op een manifeste manier op David’s leven rust, hoewel hij door de profeet Samuël tot koning is gezalfd.
Op dit moment wordt David overheerst door angst voor Saul, waardoor hij de manifeste tegenwoordigheid van God in zijn leven niet ervaart; als gevolg daarvan wordt zijn geweten niet gealarmeerd op het moment dat hij een leugen vertelt. De Heer had op dit moment Zijn manifeste tegenwoordigheid strategisch uit de gevoelsmatige ervaring van David teruggetrokken om zijn hart te testen, zodat David zelf kon ontdekken wat er nog aan zonde, zwakheid en onvolwassenheid in zijn hart aanwezig was (2Kron.32:31b, Deut.8:2). Op dit moment leeft David niet vanuit de grote geestelijke vrijmoedigheid die hij wel had toen hij vlak voor Goliat stond.
David kreeg voedsel van Achimelech, hij kreeg een zwaard en bovendien zocht Achimelech het aangezicht van de Heer voor David, zodat David bovennatuurlijke aanwijzingen kon ontvangen over wat hij doen moest (22:10).
Maar dit alles bracht Achimelech in problemen, omdat er op dat moment een dienaar van Saul, genaamd Doëg uit Edom, aanwezig was in de tabernakel (21:8, 22:9). Daardoor krijgt het bezoek van David aan de tabernakel in Nob een vervolg in 1Sam.22:6, want de Edomiet Doëg verraadt het bezoek van David en het feit dat David hulp gekregen heeft van de hogepriester Achimelech.
Koning Saul is dit moment volslagen paranoïde en geeft de opdracht om alle priesters te laten doden, maar zijn eigen mannen weigeren dit, waarop de Edomiet Doëg deze taak op zich neemt (22:18-19). Het verschrikkelijke gebeurt dat Saul op dit moment iets tegen zijn eigen volksgenoten doet wat hij volgens de opdracht van de Heer had moeten doen met de Amalekieten (15:3), maar die opdracht had hij niet volledig uitgevoerd waardoor hij het koningschap verloor.
Een van de zonen van Achimelech, Abjatar, slaagt er echter in om te ontsnappen (22:20), en hij vlucht naar David om te vertellen wat er gebeurd is. David neemt de volle verantwoordelijkheid van dit bloedbad op zich, omdat hij een leugen had verteld tegen Achimelech en ook omdat hij Doëg bij de tabernakel had gezien en wist dat deze hem verraden zou (22:22-23). Er zijn echter drie verschillende oorzaken voor het uitroeien van het priesterlijke geslacht; dat is natuurlijk in de eerste plaats de leugen van David, en in de tweede plaats het verraad van Doëg en het rebelse hart van Saul, maar in de derde plaats toch vooral ook de vervulling van de profetieën in 2:27-36 en 3:11-14.
Maar David neemt de volle verantwoordelijkheid op zich voor het uitmoorden van de priesters en biedt Abjatar bescherming; daarmee verzekerde David zich overigens ook van het profetische spreken van de Heer d.m.v. Abjatar, want hij was een priester in dienst van de Heer (23:6+9).
In psalm 52 lezen we hoe David zijn gevoelens van schaamte over deze situatie overwint, want dit gebeuren is de eerste grote nationale crisis die veroorzaakt wordt door een verkeerd optreden van David, want in zijn gevoel was zijn leugen de belangrijkste oorzaak voor het uitmoorden van de priesters. In vers 1-6 beschrijft David de zonde van Doëg, en vervolgens beschrijft hij in vers 7-9 het oordeel van God over Doëg; daarna beschrijft hij hoe hij zelf uit deze situatie van schaamte terugkeert naar de Heer met vertrouwen in zijn hart over de goedheid van God. David had in het hele proces een stuk vertrouwen in zichzelf verloren, maar hij slaagde erin zijn vertrouwen in God te behouden; zo vond hij herstel in zijn relatie met de Heer en overwinning over zijn schaamte.
Ps.52:10-11 Maar ik ben als een groene olijfboom in het huis van God, ik vertrouw op de liefde van God voor eeuwig en altijd. Ik zal U eeuwig loven om wat U hebt gedaan, ik blijf hopen op Uw naam, die goed is, in de kring van wie U lief zijn.
David bewandelt in dit hele gebeuren een weg waarin hij de zwakheid van zijn natuurlijke mens ontdekt, maar hij ontdekt ook dat God niet verbijsterd is over de zwakheid van David. Vaak veronderstellen wij in de ontdekking van onze zonde en zwakheid dat God wel pijnlijk getroffen moet zijn door de aanwezigheid van zonde en zwakheid in ons leven; maar God weet beter dan wijzelf dat er nog veel meer verborgen duisternis is in ons hart dan wij zelf beseffen maar toch is Hij daarover niet verbijsterd.
Een deel van onze reis naar geestelijke volwassenheid is de ontdekking van de werkelijke conditie van ons hart; onze verbijstering over de aanwezigheid van zonde en zwakheid in ons leven is niets anders dan een expressie van geestelijke trots. Want zolang wij verbijsterd zijn over de aanwezigheid van verborgen duisternis in ons hart, betekent het dat wij nog steeds enorm vertrouwen op onze toewijding aan de Heer in plaats van Zijn toewijding aan ons. God wil dat Hij de krachtbron van ons hart zal zijn en niet onze eigen toewijding aan Hem; God wil dat onze toewijding aan Hem zal voortvloeien uit Zijn toewijding aan ons. Wanneer onze toewijding aan Hem het resultaat is van dankbaarheid over het feit dat Hij zoveel van ons houdt en zo enorm van ons geniet, dan is Hij de krachtbron van ons leven.
Wanneer wij onszelf toevertrouwen aan de liefde van de Heer zonder dat wij iets hebben bij te dragen, dan is onze toewijding het gevolg van dankbaarheid en wordt onze relatie met de Heer niet gehinderd door geestelijke trots. Wanneer geestelijke toewijding niet geworteld is in een diep besef van de genade van God, komen wij altijd in de problemen in onze relatie met God; maar de Heer zal niet rusten voordat wij onze rust hebben gevonden in Zijn toewijding aan ons zonder te vertrouwen op onze toewijding aan Hem.
Doëg vertrouwde niet op God naar op zijn rijkdom, en dat werd zijn ongeluk (Ps.52:9); maar David vertrouwde op de liefde van de Heer, en groeide daarom op als een groene olijfboom in het huis van God (Ps.52:10). David zag zichzelf niet als geestelijk volwassen, maar hij wist wel dat hij op de juiste plaats was om geestelijk te groeien; en zo bleef hij de Heer prijzen om wat Hij deed en bleef hij hopen op de naam van de Heer (Ps.52:11). Dankbaarheid is de echte kracht achter oprechte nederigheid; als gevolg daarvan ontvangen wij Goddelijke energie om volledig toegewijd te zijn aan de Heer in vertrouwen op Zijn liefde voor ons. Zo komen wij uit de woestijn van het leven, waarbij wij leunen op de Heer met een liefhebbend hart (Hgl.8:5-6).
M: Ten strijde trekken in een tijd van depressie.
1Sam.23:1-6 Het was David ter ore gekomen dat de Filistijnen een aanval deden op Keïla en het graan van de dorsvloeren wegroofden. David raadpleegde de HEER en vroeg: Zal ik de strijd met deze Filistijnen aanbinden? De HEER antwoordde: Ja, bind de strijd aan met de Filistijnen; je zult Keïla bevrijden.
In 1Sam.23:1-6 lezen we het ongelooflijke verhaal hoe David zijn landgenoten in het stadje Keïla bevrijdt van de Filistijnen, want de Filistijnen trokken nog steeds in bendes door het land en plunderden maar raak. David raadpleegde de Heer (23:2), waarschijnlijk met de hulp van de profeet Gad (22:5), en de Heer gaf David het antwoord dat hij inderdaad moest optrekken tegen de Filistijnen om Keïla te bevrijden. Wat de Heer hiermee aan David duidelijk maakt is dat de kracht en de zalving van de Heilige Geest (16:13) nog steeds op hem rust; deze zalving was niet alleen maar beschikbaar voor David in zijn functie als legeraanvoerder (18:5+13-16, 30).
Hiermee maakt de Heer ook duidelijk dat Hij David niet heeft verlaten, maar hem volledig beschermt en ondersteunt en dat de roeping tot het koningschap nog steeds op hem rust. De strategie van de Heer is dat David in een tijd van depressie en wanhoop ten strijde moet trekken tegen de vijand; en daarmee gaat de Heer lijnrecht in tegen de neiging van onze natuurlijke mens om zich terug te trekken in teleurstelling. Daarmee laat de Heer zien dat wij in een tijd van tegenslag een gedeeltelijke genezing kunnen vinden door onze veiligheidszone te verlaten en op te trekken tegen de vijand in de zalving die God ons gegeven heeft.
Door op te trekken tegen de vijand ervoer David een geestelijke verfrissing in de overwinning die de Heer hem gaf ondanks het feit dat zijn manschappen zich lieten leiden door angst (23:3). David raadpleegde de Heer daarom nogmaals, en de Heer antwoordde in ferme bewoordingen dat David ten strijde moest trekken en dat de Heer hem de overwinning zou geven (23:4). David behaalde een grote overwinning (23:5) en ervoer daarmee een geweldige aanraking van Gods genade ondanks van een gebroken hart in een periode van depressie.
Er gebeuren een paar opmerkelijke dingen in het kader van deze overwinning. In de eerste plaats worden de manschappen van David enorm bemoedigd door deze overwinning, want ze merken dat de Heer met David is en dat Zijn manifeste tegenwoordigheid in hun midden is. Als gevolg daarvan zullen ze volgende veldslagen tegen de vijanden van Israël met veel meer moed onder ogen durven zien en ten strijde willen trekken. In de tweede plaats komt Abjatar in deze plaats van overwinning bij David (23:6), en hij heeft het hogepriesterlijke gewaad bij zich.
De stem van de Heer komt nu niet alleen via de profeet Gad tot David maar David kan de Heer nu ook raadplegen via de hogepriester Abjatar die in het gewaad van de hogepriester de orakelstenen meedraagt waardoor de aanwijzingen van God ook werden geopenbaard (Ex.28:30), zoals direct al blijkt in 23:9-12. In de derde plaats groeit het aantal manschappen van David op dit moment uit van 400 tot 600 man (23:13). Wat dit verhaal ons werkelijk wil leren is dat de genade van God ons altijd ter beschikking staat ongeacht hoe wij ons ook voelen; dit is geen vrijbrief voor zonde maar wel een eindeloze cheque voor mensen met een zwak en gebroken hart die afhankelijk zijn van de genade van God.
David was niet gezalfd voor zijn eigen reputatie maar voor de glorie van God, daarom trok hij voor de Heer ten strijde (25:28b). Om die reden waren de overwinningen in zijn leven niet gebaseerd op zijn gemoedstoestand, op hoe hij zich voelde en wat hij dacht, maar zijn overwinningen waren volledig gebaseerd de genade van God die door de zalving met de Heilige Geest op zijn leven rustte.
De rest van1Sam.23 wordt gevuld met verhalen van verraad, want ondanks het feit dat David de inwoners van Keïla had bevrijd, maakt de Heer hem duidelijk dat zij David toch aan Saul zullen verraden (23:12). Hoewel Saul niets had gedaan om de inwoners van Keïla van de Filistijnen te verlossen, waren deze mensen zo bang voor hem dat ze bereid waren om David aan hem uit te leveren.
David neemt hen niets kwalijk maar trekt verder en wordt vervolgens door de inwoners van Zif verraden (23:19); intussen komt Jonatan bij hem op bezoek en spreekt een zeer bemoedigend woord van de Heer uit over het leven van David (23:16-18). Maar hoewel Jonatan weet dat David de gezalfde van de Heer is, durft hij het toch niet aan om tegen zijn vader in te gaan en zich aan te sluiten bij David; dit is de laatste keer dat zij elkaar in levende lijve zien.
Saul achtervolgt David met al zijn best getrainde mannen en op gegeven moment staan ze op het punt om David in te sluiten en hem te overmeesteren (23:25-26). Maar op dat moment grijpt de Heer in en moet Saul met grote haast zich terugtrekken om binnenvallende Filistijnen te bestrijden (23:27-28); David ontsnapt dus op het allerlaatste moment aan Saul.
Opnieuw laat de Heer zien dat Saul geen enkel probleem voor Hem is en dat Hij altijd in staat is om David van al zijn vijanden te bevrijden. God gebruikt Saul alleen maar om David te oefenen in een zuiver hart en hem zo voor te bereiden op een rechtvaardig koningschap. Naar aanleiding van het verraad van de inwoners van Zif schreef David psalm 54.
In Ps.54:1-5 smeekt David dringend om hulp bij God, in 54:6-7 spreekt hij zijn vertrouwen in God uit, en in 54:8-9 spreekt hij zijn dankbaarheid uit in de vorm van vrijwillige liefde. In vers 3-4 worstelt David met God vanwege de constante stroom van problemen; hij stort zijn hart uit voor de Heer en vraagt of de Heer hem recht wil verschaffen vanwege het vele onrecht dat hem wordt aangedaan.
God zal ons nooit op een gemakkelijke manier bevrijden uit onze problemen, omdat Hij wil dat wij Zijn aangezicht zoeken en met Hem worstelen totdat Hij ons de overwinning geeft. Dit is een Goddelijk patroon dat de Heer toepast vanuit Zijn soevereine en strategische bedoelingen met ons leven; want God wil overvloedig Zijn genade en vrede aan ons geven maar dit zal altijd door een vorm van worsteling heen gaan (Rom.15:30-33).
De worsteling van vers 4 vloeit voort uit de openbaring van de schoonheid van Gods naam in vers 3. De vreemden uit vers 5 zijn weliswaar de inwoners van Zif uit vers 2, maar zij staan met geweld David naar het leven omdat zij God niet voor ogen houden; zij hebben geen deel aan de geestelijke triomftocht van David door de woestijn zoals de 600 mannen van David dat wel hadden.
David keert zich echter niet in bitterheid tegen hen, en later neemt hij ook geen wraak op hen, omdat hij ziet wat hun werkelijke probleem is, namelijk dat zij God niet voor ogen houden; zij zijn niet Davids vijanden maar vijanden van God. Plotseling komt er tijdens het schrijven van deze psalm een doorbraak in het hart van David en ziet hij God als zijn Helper; hij ziet de schoonheid van de Heer in de Goddelijke bescherming van zijn leven (54:6). Op dit moment krijgt zijn leven een heel nieuw aanzien, en hij laat het oordeel over zijn verraders over aan God Zelf (54:7); deze ervaring bereidt hem voor op wat hem in 1Sam.24 zal overkomen, want daar wordt de hele situatie tussen Saul en David volledig omgekeerd in het voordeel van David.
Aan het eind van zijn verwerkingsproces in de psalm stroomt het hart van David over van dankbaarheid, want hij heeft openbaring ontvangen over het liefdevolle karakter van de Heer (54:8) en hij heeft de bevrijding door de Heer uit zijn benarde situatie ervaren (54:9). Zijn aanbidding is op dit moment geen enkele vorm van verplichting, maar een vrijwillig offer uit dankbaarheid.
N: Groeien in vertrouwen op de Heer.
Ps.142:4a Ik ben ten einde raad, U kent de weg die ik moet volgen.
In het hele proces van reizen door de woestijn en vluchten van grot tot grot leert David stap voor stap ontdekken dat de Heer een bepaald traject voor hem heeft uitgestippeld waarlangs hij moet gaan om te komen tot het doel dat God met hem heeft. Al reizend en vluchtend groeit er in David een steeds groter vertrouwen in het volmaakte plan van God voor zijn leven, en hij leert beseffen dat God het volledige plaatje van Davids roeping ziet. In Ps.138 spreekt David zijn vertrouwen in de Heer uit, en met overgave in zijn hart aanbidt en prijst hij de Heer (138:1-2).
Want hij heeft ervaren dat God hem krachtig antwoord gegeven heeft in de momenten dat hij tot God riep, en als gevolg daarvan werd hij bemoedigd en gesterkt in zijn emotionele hart (138:3). Hij beseft dat de Heer vanuit Zijn hoge positie heeft omgezien naar de nederige van hart, en hij prijst de Heer vanwege Zijn soevereine strategie (138:5-6). De weg van de Heer is weliswaar vol gevaren, maar God houdt hem in leven en beschermt David tegen zijn vijanden (138:7); en David weet dat de Heer Zijn strategische plan met het leven van David tot een goed einde zal brengen (NBG 138:8).
Vanuit deze diepe zekerheid gaat David verder in Psalm 139. Deze psalm bestaat uit vier verschillende delen. Ps.139:1-6 spreekt over de alwetendheid van God, 139:7-12 spreekt over de alomtegenwoordigheid van God, en 139:13-18 spreekt over de almacht van God. Maar in Ps.139:19-24 gebruikt David deze drie karaktereigenschappen van God om te bidden of God Zijn oordeel wil vellen over alles wat Zijn liefde en gerechtigheid in de weg staat. David bidt niet alleen maar om het oordeel van God over zijn uitwendige vijanden (139:19-20) maar ook om Gods oordeel over zijn inwendige vijanden, de vijanden in zijn hart (139:23-24).
David vindt rust in de alwetendheid van God, d.w.z. in het besef dat God elke uithoek van zijn daden en gedachten doorziet; wanneer wij weten dat wij gekend zijn in al onze daden, gedachten en motieven, worden wij enorm gesterkt in ons emotionele hart. Naar de mate dat wij ons door God gekend en gekoesterd weten zullen wij de kracht van Gods liefde in ons leven ervaren.
Een ongelovige leeft vanuit de illusie dat God niets ziet en dat hij daarom altijd aan de straf van God zal ontsnappen (Ps.10:11+13, 36:2-5, 94:7), maar vele gelovigen leven juist vanuit de angst dat God alles ziet en niets ongestraft laat (1Joh.4:18). Maar voor een gelovige, die de diepte van Gods genade kent en begrijpt, is de alwetendheid van God een geweldige bron van vreugde; hij kent de worsteling van zijn eigen hart, maar hij begrijpt ook dat God de gewilligheid van zijn geest ziet, en hij weet het verschil tussen onvolwassenheid en opstandigheid in zijn eigen leven.
God waardeert ons op grond van de oprechte motieven van ons hart, niet op grond van het onvolwassen resultaat van onze daden; God definieert onze gedachten (vers 2), onze wegen (vers 3) en onze woorden (vers 4) op grond van Zijn eeuwige zuiverheid (Jes.11:3-4a). En God weet niet alleen alles van ons, maar Hij omringt ons met Zijn liefde, waarbij Hij achter ons aangaat om ons te stimuleren en voor ons uitgaat om ons af te remmen; in dat proces raakt Hij ons aan met Zijn liefdevolle hand in een tedere omarming (vers 5). Gods alwetendheid is daarom altijd de bron van Zijn liefdevolle handelen in ons leven, zowel in vergeving als in discipline, zowel in stimulans als in beperking.
Ps.139:6 Wonderlijk zoals U mij kent, het gaat mijn begrip te boven.
David vindt ook rust in de alomtegenwoordigheid van God; hoewel God overal aanwezig is, verbergt Hij Zichzelf toch op strategische momenten, zodat wij gedwongen worden om Zijn aangezicht te zoeken. Dan vinden wij vrede in onze relatie met Hem in plaats van vrede te vinden in het weten van de juiste informatie over Gods tegenwoordigheid; het zoeken naar God ontwikkelt een intieme relatie in ons hart (de levensboom), terwijl het hebben van de juiste kennis alleen maar afstand kweekt (de boom van kennis). David vertrouwt ook op de almacht van God, vooral waar het de schepping van zijn eigen unieke persoonlijkheid als mens betreft; David realiseert zich dat God in Zijn almacht Zich op geen enkele wijze vergist heeft in het scheppen van de persoonlijkheid van David.
David is blij met zichzelf omdat God hem gemaakt heeft en omdat David ervaart dat God van hem geniet zoals hij is (139:13-16). De alwetendheid, de alomtegenwoordigheid en de almacht van God komen bij elkaar in een harmonieus geheel dat in vers 16 omschreven wordt als de boekrol van God over ons leven; elke dag van ons leven werd van tevoren gepland en opgeschreven door God, en dit enorme en fantastische plan van God voor ons leven werd geboren in de rijkdom van Zijn gedachten over ons, namelijk Zijn plan om ons gelijkvormig te maken aan Zijn Zoon Jezus Christus, want daartoe zijn wij geroepen (Rom.8:29, Efez.1:3-6).
Ps.139:17-18a Hoe rijk zijn Uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn.
David eindigt zijn gebed in Ps.139 met het verzoek of God al de diepten van zijn hart wil doorzoeken, en God beantwoordt dat verzoek door David aan te sporen zich altijd te verdiepen in de schoonheid van Gods wezen (Ps.27:4+8). En wanneer David zich verdiept in de schoonheid van God, zal God op de juiste tijd stap voor stap kleine veranderingen in het hart van David teweegbrengen.
Veel mensen verliezen zichzelf in eindeloos zelfonderzoek, maar de Goddelijke weg tot verandering is intens onderzoek van het wezen en karakter van God, zodat wij gefascineerd raken in de persoonlijkheid van de Heer. God kijkt naar ons en doorzoekt de diepten van ons hart, maar Hij spoort ons aan om naar Hem te kijken en de diepten van Zijn hart te onderzoeken; en wanneer er iets mis is in ons leven, worden wij aangespoord om tot God te roepen, zodat Hij zal ingrijpen en ons zal veranderen.
Onze primaire opdracht is om God te kennen en Hem te aanbidden (Joh.4:23-24), en wanneer wij ons verdiepen in Zijn woord, zal Hij ons veranderen door het werk van Zijn Geest.
O: Getest worden in de mogelijkheid van wraak.
In 1Sam.24+26 wordt David getest met de mogelijkheid om wraak te nemen op koning Saul; dit is een test die wij enkele keren in ons leven zullen meemaken om te ontdekken wat er werkelijk in ons hart leeft. In deze twee hoofdstukken heeft David een ontmoeting met God, maar het is een totaal ander soort ontmoeting dan hij daarvoor heeft gehad; David wordt in de gelegenheid gesteld om zich te wreken op Saul op een manier die hem niet in de problemen zal brengen in de menselijke samenleving.
Maar deze twee momenten zullen openbaren waar de bron van zijn hart ligt op een totaal andere manier dan elke test die hij daarvoor heeft ondergaan. David heeft tot op dit moment meer strijd en problemen gehad dan elke andere man of vrouw van God in de Bijbel, en hij is voor ons een voorbeeld van zwakheid in elk gebied van het leven. En iedereen van ons krijgt op gegeven moment te maken met een door God georganiseerde gebeurtenis, waarin wij in de gelegenheid worden gesteld om te handelen uit bitterheid en wraak.
Maar meestal begrijpen wij niet dat dit een Goddelijke aangelegenheid is waarin wij een test moeten afleggen waarvan de uitslag onze toekomst bepaalt. Hoofdstuk 24 beschrijft precies de tegenovergestelde situatie als in hoofdstuk 23; want in hoofdstuk 23 omsingelde Saul de hele leefgroep van David, maar in hoofdstuk 24 wordt Saul zelf omringd door David en zijn mannen.
1Sam.24:5 Davids mannen zeiden tegen hem: Dit is je kans! Dit is het moment waar de HEER op doelde toen Hij zei: Ik zal je vijand aan je uitleveren; je kunt met hem doen wat je goeddunkt.
Het is niet helemaal zeker naar welk woord van de Heer de mannen van David verwijzen, maar het is mogelijk dat dit woord van de Heer een profetie was die over David uitgesproken was. Maar de mannen van David interpreteren dit woord op een verkeerde manier en op het verkeerde moment; zij interpreteren dit woord als een mogelijkheid om kwaad te doen en toch als een onschuldige er mee weg te komen.
David interpreteert dit woord van de Heer echter heel anders, want hij ziet dat zijn vijand binnen zijn bereik is gekomen, maar hij begrijpt dat deze situatie een test is om te zien wie de bron van zijn bevrijding is. Want in de meeste gevallen zagen de Israëlieten koning Saul als hun bron van bevrijding, en het winnen van de gunst van Saul was voor hen altijd het ultieme middel om het doel te bereiken.
In het geval van David zagen zijn mannen juist de dood van Saul als het ultieme middel om het doel te bereiken, en hun doel was om de gunst van David te winnen. Maar David begreep dat het voor hem niet nodig was om de gunst van Saul te winnen, en hij begreep dat het voor hem ook niet nodig was om Saul te doden om het doel van God te bereiken. David begreep dat de Heer Zelf ervoor zou zorgen dat David het doel van God voor zijn leven zou bereiken.
De verleiding is zeer groot om een profetische belofte van de Heer te kennen en vervolgens mensen te gebruiken als de bron voor de vervulling van Gods belofte, want God gebruikt weliswaar mensen als een secundair hulpmiddel, maar wij komen in de problemen wanneer wij mensen zien als onze primaire bron van hulp. Mensen die ons voorzien van invloed, geld en macht zijn nooit de primaire kwestie in ons leven; veel vaker zijn ze een test van God in ons leven om te ontdekken waar de werkelijke bron van ons leven is.
De mannen van David zagen in Saul alleen maar een gedemoniseerde koning die zelfs alle priesters van de stad Nob had laten vermoorden inclusief hun vrouwen en kinderen; zij zagen alleen maar een goddeloze man. Maar David zag in Saul een door de Heer gezalfde koning die in het unieke ambt van koning over Israël stond; omdat Saul gezalfd was door de Heer, was alleen God Zelf bevoegd om hem uit zijn ambt te zetten.
Saul vertegenwoordigde nog steeds het legale gezag van de Heer in het land Israël en niemand in Israël had een van God gegeven bevoegdheid om de door God aangestelde gezagdrager te doden. Iedereen moet het gezag van elke vorm van overheid erkennen, hetzij in de politiek, hetzij in het gezin, hetzij in de gemeente en elke andere plaats van gezag, want er is geen gezag dat niet van God komt (Rom.13:1, Tit.3:1, 1Petr.2:13-14).
David zag de hand van de Heer in het leven van Saul, en hoewel hij op natuurlijk niveau bang was voor Saul, had hij in zijn geest een diep ontzag voor de Heer dat veel verder ging dan zijn angst voor Saul. David begreep ook dat een erfenis die te snel verworven werd uiteindelijk op de langere termijn geen blijvende zegen zou brengen (Spr.20:21).
Elke positie die wij verwerven met menselijke middelen en buiten de wil van God om zal ons onvoorstelbaar veel energie kosten om te beschermen tegen de kritiek van mensen, tegen aanvallen van buitenaf. Het is veel beter te wachten op de Heer totdat Hij ons zal brengen naar de plaats die Hij voor ons bedoeld heeft; want wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden (Luc.14:11, 18:14).
In het gesprek dat volgt tussen David en Saul erkent David openlijk de positie van Saul als door de Heer gegeven, en hij aanvaardt deze positie van Saul ook voor zijn eigen leven door Saul aan te spreken als heer en koning (24:9). David spreekt openlijk uit dat het de Heer was die Saul in de macht van David had gegeven (24:11), maar hij spreekt ook uit dat hij de Heer zal laten beslissen wie van hen beiden in zijn recht staat (24:13+16). Hetzelfde voorval vindt plaats in hoofdstuk 26 en opnieuw erkent David de positie van Saul; David noemt Saul in beide hoofdstukken tot zeven keer toe de gezalfde van de Heer, namelijk in 24:6(2x) + 11, 26:9+11+16+23.
Het verschil tussen beide hoofdstukken is echter dat David in hoofdstuk 24 de hele situatie passief benadert, terwijl hij in hoofdstuk 26 actief handelt in de situatie. In deze periode schrijft David zowel psalm 61 als psalm 63, en hij beschrijft dat zijn hart in hem versmacht in de woestijn van Juda (61:3, 63:2), maar hij blijft bidden voor Saul (61:7-8) en hij blijft trouw aan de koning (63:12).
David is glansrijk geslaagd in een van de moeilijkste testen waarmee een mens in zijn leven te maken kan krijgen, en deze beproevingen hebben hem ook voorbereid op soortgelijke testen die hij later zal ondergaan in zijn koningschap. Want de verleiding om zelf de profetische beloften van de Heer te vervullen is een van de grootste verleidingen waarmee wij te maken kunnen krijgen in ons leven.
Spr.20:22 Zeg niet: Ik zal dat kwaad vergelden, wacht op de HEER, Hij zal je helpen.
P: Door de de wanhoop heen worstelen.
David trekt verder met zijn gezelschap door de bergen van Juda en de woestijnen (24:23) met de enige zekerheid dat hij door God geroepen is om koning over Israël te zijn. Daartoe had de profeet Samuël hem met olie gezalfd (16:13), en Jonatan bevestigde deze roeping van David (23:17), en zelfs Saul erkende dat David koning over Israël zou worden (24:21).
De mannen die bij hem waren wisten dat hij koning zou worden (24:5), en later zou blijken dat iedereen in Israël wist dat David voorbestemd was om koning over heel Israël te worden (2Sam.3:17-18). Maar in deze tijd van beproevingen kon hij alleen maar door de woestijn trekken zonder te weten waarheen; in deze tijd van zijn beproevingen leerde David echter grondig het land verkennen waar hij later koning over zou worden.
Voor ons zit hierin de grote geestelijke les dat de vroegere wildernis later vaak het terrein wordt van onze gezalfde bediening. Het mysterie van onze beproevingen is dat God voor ons het meest gemakkelijke plan heeft om tot voorspoed te komen zonder dat wij daarbij schipbreuk lijden; de Heer beschermde David met beproevingen en problemen, zodat de zalving en het vroegtijdige succes hem niet zouden vernietigen door onopgeloste kwesties in zijn hart. Hij zou nog enkele malen geconfronteerd worden met de zwakheden in zijn hart voordat hij een begin kon maken met zijn koningschap.
Ps.10 t/m 18 heeft een verhaallijn die vertelt over de worstelingen die David op dit moment in zijn hart ervoer; en hij begint deze verhaallijn met een vraag die voor ons allen overbekend klinkt: Waarom, Heer, bent U zo ver en verbergt U Zich in tijden van nood? (10:1). Sinds hij moest vluchten voor koning Saul was dit een heel nieuwe ervaring voor David, want voordat hij in Gibea aan het hof kwam kende hij alleen maar de manifeste tegenwoordigheid van God in zijn leven.
Daarna kwam de zalving van de Heilige Geest op zijn leven en dat stimuleerde de ervaring van Gods tegenwoordigheid enorm, en zijn leven werd een groot succes in de ogen van de mensen. Elke waarachtige man of vrouw van God krijgt te maken met tijden in zijn leven waarin hij of zij worstelt met de ervaring dat God Zijn manifeste tegenwoordigheid terugtrekt uit de emotionele belevenis van het hart. Maar God heeft Zijn zeer strategische beweegredenen om dit te doen. In 10:2-11 beschrijft David de hartsgesteldheid en het handelen van goddeloze mensen; hierbij denkt David vooral aan de mensen rondom Saul die negatief over David spraken (1Sam.24:10, 26:19b).
David bidt om bevrijding van zijn vijanden, maar nog meer bidt hij dat de kracht van God hem opnieuw zal aanraken (10:12), want hij mist op dit moment het besef van zijn zalving en de vrijmoedigheid die hem zoveel kracht gaf toen hij op Goliat afging. Maar in een tijd van nood bevestigt de Heer wat je uit jezelf bent, namelijk zwak (2Kor.12:8-10), en de Heer leert nederigheid aan David en een dankbaar hart in tijden van worsteling.
In Ps.10:14-18 spreekt David zijn vertrouwen in de Heer uit in het besef dat God altijd het totale plaatje van zijn leven overziet; God ziet niets over het hoofd wanneer Hij in Zijn wijsheid ons door donkere perioden heen laat gaan. God is soeverein en daarom heeft Hij alles volledig onder controle (10:16), en Hij koestert liefde en genade voor Zijn kinderen (10:17-18). In deze psalm noemt David zichzelf zwak (vers 2), weerloos (vers 8, 10,14), nederig (vers 17), arm (vers 12), onschuldig (vers 8), en onderdrukt (vers 18). In vers 17 beantwoordt David zijn eigen vraag uit vers 1, en hij laat zien dat nederigheid het resultaat is van de intense worsteling in deze psalm.
Wij worden niet geboren met nederigheid, maar dit wordt in ons leven tot stand gebracht door worsteling temidden van moeilijkheden; God weet alles (vers 14), en Hij heeft alle macht (vers 16), maar Hij bereidt het hart van David voor op een rechtvaardige bediening in zijn koningschap.
In psalm 11 wordt David gewaarschuwd door vrienden aan het koninklijke hof dat zijn leven gevaar loopt, maar David voelt zich nog veilig en spreekt zijn vertrouwen in de Heer uit. Maar in psalm 12 begint hij ook het gevaar te voelen, en in psalm 13 begint hij al behoorlijk wanhopig te worden. In 10:1 vraagt David waarom de Heer Zijn aangezicht voor hem verbergt, en in 10:12 vraagt hij de Heer om te handelen in Zijn Goddelijke kracht. In 11:7 weet David dat de Heer Zijn aangezicht weer aan hem zal laten zien, en in 12:6 geeft de Heer hem antwoord. Hoewel mensen onbetrouwbaar zijn in hun woorden, is het woord van de Heer altijd volledig betrouwbaar; want het woord van de Heer is zevenvoudig gelouterd (12:7).
In psalm 10 begon David met de vraag waarom, maar in het proces van psalm 10-12 leert hij die vraag te beantwoorden; maar in de diepe wanhoop van psalm 13 stelt hij een andere vraag maar liefst vier keer en dat is de vraag hoelang nog, Heer? In het zuiveringsproces leren wij begrijpen dat God ons test in beproeving (11:4-5), maar gaandeweg verandert de waarom-vraag van ons hart in hoelang nog. Zo zien wij dat een man met de zalving van God op zijn leven in staat is om Goliat te verslaan maar toch terecht kan komen in seizoenen van diepe wanhoop (1Sam.20:3, 27:1).
De vraag hoelang nog komt 16 keer voor in de psalmen en daarvan vier keer in psalm 13; dit geeft wel aan hoe wanhopig David zich voelde op het moment dat hij deze psalm schreef. In deze psalm weet David niet meer hoe hij de raad van God in zijn hart kan ontvangen, en hij is overgeleverd aan de raad van zijn eigen ziel (13:3), maar toch spreekt hij aan het eind van de psalm zijn vertrouwen uit in de liefde van God, en hij weet dat er een moment zal komen waarop zijn hart zal juichen in de Heer (13:6).
Maar daarvoor bidt hij om een geest van openbaring (13:4), niet om volledige informatie over zijn situatie te krijgen, maar om inzicht te hebben in het wezen en karakter van God en om de soevereiniteit van God te begrijpen. Maar hij weet dat God Zijn genade niet achterhoudt voor degenen die Hem toebehoren (13:6, 84:12).
In psalm 14 groeit David in zijn vertrouwen in de Heer, en in psalm 15 toont hij inzicht in de reden van zijn beproevingen namelijk om hem een zuiver hart te geven, zodat hij altijd voor Gods aangezicht zal kunnen verschijnen zonder blokkades in zijn hart. In psalm 16 laat hij zien dat hij het grote doel van God begrijpt, namelijk dat het de bedoeling is dat hij het anker van zijn leven diep in de bodem van Gods lieflijkheid vasthaakt. In 13:3 werd zijn ziel nog gekweld met de vraag hoe hij ooit uit de problemen zou komen, maar in 16:2 zegt zijn ziel dat er geen groter geluk is dan de Heer Zelf.
David beseft op dit moment dat hij niets van zichzelf bezit, maar dat de Heer zijn enige bezit is (16:5); alles wat hij is als aanbidder van God en als geestelijke strijder voor het koninkrijk van God, de geest van openbaring en inzicht, de zalving van de Heilige Geest, alles heeft hij uit de hand van de Heer ontvangen. En David beseft op dit moment ook dat God Zelf het grote doel van zijn leven is; niet zijn bediening, niet de zalving, niet het succes, maar de Heer Zelf is het enige waardevolle bezit dat werkelijk telt in het leven van David.
David begint te zien dat hij een rijk man is ongeacht de plaats waar hij op dat moment verblijft, want hij woont in een lieflijk gebied dat de Heer voor hem heeft uitgezocht (16:6). Wanneer God ons liefheeft en wij in staat zijn om Zijn liefde te beantwoorden, zijn wij een groot succes en hebben wij het hoogste doel van het woord van God vervuld (Matt.22:37-38). Ps.16:5-6 is het grote doel waar God naartoe werkt, wanneer Hij ons door perioden van pijn en beproeving heen laat gaan, zodat wij in staat zullen zijn om verzadigd te worden in het optimaal genieten van de Heer als het hoogste doel van ons leven en de enige bron van vreugde (16:11).
Er is niemand die in staat is om ons te scheiden van de liefde van Christus (Rom.8:37-39); alleen de Heer Zelf kan Zijn aangezicht voor ons verbergen voor een strategisch moment om ons hart nog meer tot Zichzelf te trekken in de aansporing om Zijn aangezicht te zoeken. In 13:2 was David bezig zichzelf advies te geven in de tijden van crisis, maar in 16:7 beseft hij dat het de Heer is die hem inzicht geeft, zelfs in de nacht.
Daarom houdt hij de Heer steeds voor ogen, d.w.z. dat hij zijn koude hart voortdurend voor het vreugdevuur van Gods troon plaatst om daar in vuur en vlam gestoken te worden door de liefde van de Heer. En daarom voelt hij vreugde in zijn hart en juicht zijn ziel, want hij voelt zich volledig veilig in de glorie en tegenwoordigheid van de Heer (16:9). David is de eerste persoon in de Bijbel die de vreugde van Goddelijke openbaring heeft beschreven, want wanneer God Zichzelf aan de menselijke geest openbaart, veroorzaakt dit een revolutie van vreugde (36:8-10).
Dit is de sleutel van Davids leven, waarmee hij elke goede deur kan openen en elke negatieve deur kan sluiten (Jes.22:22). Het is de God van pure vreugde die ons plezier schenkt wanneer wij in Zijn tegenwoordigheid verschijnen, zodat wij beseffen dat de Heer ons geluk is, onze enige bezit en de bron van eeuwige vreugde. In psalm 17 vervolgt David het proces van worsteling waarin hij vraagt of God hem recht wil verschaffen (17:1), zodat hij aan het einde van het proces het aangezicht van God kan zien en elke morgen weer verzadigd kan worden met het beeld van God (17:15). In psalm 18 vindt de grote finale plaats, want David schreef deze psalm toen hij verlost werd van al zijn vijanden inclusief Saul (18:1); deze psalm moeten wij plaatsen aan het einde van 1Samuël en aan het begin van 2Samuël.
Q: De laatste fase van het seizoen van Adullam.
In 1Sam.27-31 nadert David het einde van zijn beproevingen in het seizoen van Adullam; deze fase is eigenlijk een trieste fase in het leven van David, want hij wordt opnieuw door een geest van wanhoop overvallen als gevolg waarvan hij weer een compromis sluit.
En dit gebeurt nadat hij tweemaal een geweldige overwinning had behaald door zich niet op Saul te wreken toen de Heer hem in de gelegenheid stelde dat wel te doen in 1Sam.24+26. Toch wankelt hij opnieuw in vertwijfeling en struikelt zo een leven van compromissen binnen voor een periode die 16 maanden duurt (27:7). De tragedie is dat dit gebeurt vlak voordat God hem bevrijdt uit de beproeving door af te rekenen met zijn vijanden, hoewel hij al een persoonlijk verhaal in zijn relatie met God heeft door de vele momenten van Gods bevrijding.
Ondanks de zalving door Samuël, de profetische erkenning van Jonatan en zelfs van Saul, ondanks de vele momenten van Gods ingrijpen bezwijkt David toch onder de vermoeidheid van zijn hart en laat hij zich overwinnen door angst en ongeloof (27:1).
Elke dienaar van God krijgt te maken met deze seizoenen waarin de vele profetische beloften van God hun realiteit lijken te verliezen, en ondanks de luide stem van God in dromen en visioenen worden we overvallen door het gevoel dat Gods beloften nooit vervuld zullen worden. Zelfs de vele ervaringen van bevrijding en de vele momenten waarop we de manifeste tegenwoordigheid van God diep in ons hart hebben gevoeld lijken niet te kunnen voorkomen dat we in een diepe depressie van wanhoop wegzakken.
Het profetische woord via de profeet Gad had gesproken dat David in Juda moest blijven (22:5), maar ondanks de profetische beloften en de profetische opdracht zocht David zijn heil opnieuw bij de Filistijnse koning Achis (27:2), hoewel hij daar de vorige keer maar ternauwernood was ontsnapt (21:11-16). Maar de boodschap van God in zulke momenten is altijd dat je moet blijven op de plaats die God je aangewezen heeft, want dat is de plaats waar jij Hem nodig hebt. Ga niet naar Moab, en ga niet naar Achis, want dat zijn plaatsen waar je niet hoeft te vertrouwen op een levende relatie met de Heer. Maar het profetische woord over Juda was vervaagd en had niet meer dezelfde levende realiteit als toen het uitgesproken werd.
Het is niet zo dat deze wanhoop van David meestal de dominerende factor in zijn hart was, integendeel, veel vaker werd hij met geloof bemoedigd in zijn hart doordat hij zag hoe de Heer hem telkens weer bevrijdde en kracht gaf om door te gaan. Maar David zag op dit moment dat Saul nog steeds bezig was hem te achtervolgen (27:4) ondanks het feit dat David zijn leven twee keer had gespaard. Psalm 56 is de psalm waarin David zijn tweede verblijf bij Achis onder woorden bracht; ondanks de angst in zijn hart en het sluiten van een compromis tegen de wil van de Heer in blijft David het aangezicht van de Heer zoeken en zijn hart voor Hem uitstorten.
Om de een of andere onbekende reden accepteert Achis de komst van David en wijst hem het stadje Siklag toe als verblijfplaats (27:6); Siklag is in deze fase van Davids leven het symbool van compromis. Het opmerkelijke is dat juist in Siklag nog meer Israëlieten zich bij David aansluiten (1Kron.12:1-8), dus ondanks het compromis blijft de Heer David zegenen in zijn zalving als koning over Israël. Bovendien rustte op hem de zalving van een strijder voor God en trokken hij en zijn mannen vanuit Siklag overwinnend ten strijde tegen vijanden van Israël (27:8-9).
De tragedie is echter dat hij de echte waarheid achter de overwinning d.m.v. leugens moet verzwijgen voor Achis (27:9b-11) vanwege het compromis waarin hij leeft. Daardoor krijgt Achis vertrouwen in hem (28:12) en dat brengt David in nog veel grotere moeilijkheden; zo ervaart hij dat valse rust in compromis veel meer onrust brengt dan een relatie met God in gehoorzaamheid. Want Achis verplicht hem met de Filistijnen mee te gaan in de strijd tegen Israël (28:1), en David wordt zelfs aangesteld als de vaste lijfwacht van Achis (28:2).
In 1Sam.28:3-25 lezen we hoe koning Saul wegglijdt in een geestelijke afgrond door een dodenbezweerster te raadplegen, en dat was iets wat volledig inging tegen het woord van de Heer (Lev.19:31, 20:6+27). Omdat de Heer op geen enkele wijze tegen hem spreekt (28:6), maakt Saul zich schuldig aan toverij; maar de Heer sprak niet tot hem omdat hij alle priesters van Nob had laten doden, en daarmee sneed hij zichzelf af van het woord van de Heer.
Maar omdat hij ten einde raad zich stort in de wereld van het occultisme, overschrijdt hij een grens die voor God de reden wordt om hem te doden (1Kron.10:13-14). David wordt door Achis verplicht om aan de kant van de Filistijnen mee te strijden tegen Israël (29:1-2), maar zelfs op dit vreselijke moment sluiten zich nog Israëlieten bij David aan (1Kron.12:20). David is nu al meer dan een jaar bij Achis (29:3b), maar de soevereine hand van God grijpt ook op dit moment op een geweldige manier in en voorkomt dat David het slachtoffer wordt van zijn eigen compromissen; de andere Filistijnse koningen weigeren de aanwezigheid van David in het leger van de Filistijnen (29:4-5).
Het is verbazingwekkend dat David in de leeftijd van 29 jaar de leiding heeft over 600 mannen inclusief hun vrouwen en kinderen, en door angst in zijn hart zet hij hun leven op het spel door zijn leugens. En toch bevrijdt de Heer hem op een soevereine manier uit de moeilijkheden die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid vanwege angst in zijn hart. Ondanks de onopgeloste dilemma’s in zijn hart blijft David een man naar Gods hart die gezalfd is met de Heilige Geest, en hoewel angst geen vrijbrief is voor zonde en compromis, blijft de Heer Zijn trouw betonen aan David.
David en zijn mannen vertrekken uit het militaire kamp van de Filistijnen en gaan terug naar Siklag (29:11) en op grond van deze ervaring schrijft David in Ps.56:14, dat God zijn leven aan de dood heeft ontrukt en ook zijn voeten voor struikelen heeft behoed. Het is de soevereine genade van God die David bevrijdt van de gevolgen van leugens en compromis.
David en zijn mannen gaan opgelucht naar Siklag, de plaats van compromis, maar komen daar tot de vreselijke ontdekking dat Siklag overvallen is door de Amalekieten die de stad volledig in de as hebben gelegd (30:1). Voor ons zit hierin de belangrijke les dat God altijd elke plaats van compromis tot de grond toe zou laten afbranden, hoewel God in het geval van David en zijn mannen ervoor zorgde dat geen enkele van hun vrouwen en kinderen gedood werden (30:2). David krijgt het op dit moment zwaar te verduren, want zijn mannen zijn zo verbitterd dat ze dreigen David te doden (30:6), maar deze totale paniek is nog steeds het gevolg van de wanhoop van David waaraan hij toegegeven had (27:1).
David wordt nu geconfronteerd met het feit dat Saul hem nog steeds wil doden, dat de Filistijnen hem niet vertrouwen, dat zijn eigen mannen hem niet meer vertrouwen en hem ook willen doden; hij is nu meer dan ooit tevoren ten einde raad. Op dit moment komt de man naar Gods hart boven.
1Sam.30:6b Daarom zocht hij steun bij de HEER, zijn God.
God liet de plaats van Davids compromissen verbranden om David weer terug te brengen naar de wortels van zijn leven, waardoor hij een man naar Gods hart was; David zoekt zijn steun bij de Heer en erkent daarmee opnieuw dat God zijn enige bron van voorziening is. Dit is zo’n moment waarop hij Psalm 62 geschreven kan hebben, want in Ps.62:4 beschrijft hij hoe hij alleen staat en door iedereen aangevallen wordt; maar hij vindt opnieuw zijn rust in de Heer (Ps.62:2-3, 6-7).
David vraagt om een profetische openbaring van de Heer en daarvoor laat hij Achimelech met het priestergewaad komen, en via de hogepriesterlijke bediening van Achimelech vraagt David de stem van de Heer (30:7-8). Omdat David een persoonlijke geschiedenis met God heeft, kan hij terugvallen op zijn ervaringen met de Heer en vindt hij de innerlijke kracht om de achtervolging op de Amalekieten in te zetten (30:9). David en zijn mannen ontdekken waar de Amalekieten zijn door een aanwijzing van de Heer (30:11-15) en overwinnen de vijand volledig, waarbij ze al hun vrouwen en kinderen levend terugvinden inclusief al hun bezittingen (30:17-19).
David kent zijn leugens, hij beseft zijn compromissen, hij weet van de angst in zijn hart, maar hij blijft op God vertrouwen en gelooft dat God altijd aan zijn zijde staat; de man naar Gods hart weet altijd terug te keren naar God temidden van zijn struikelen en falen in plaats van bij God weg te lopen vanwege schaamte en schuldgevoelens. Hij weet dat God hem liefheeft in al zijn gebreken (Ps.18:20).
Ps.56:9-10 Mijn omzwervingen hebt U opgetekend, vang mijn tranen op in Uw kruik. Staat het niet alles in Uw boek? In het uur dat ik U aanroep wijken mijn vijanden, want dit weet ik: God staat mij ter zijde.
R: De leerschool afsluiten als een aanbidder van God.
Psalm 145 is de laatste psalm van David in het boek van de psalmen; van psalm 146 t/m 150 wordt niet verteld wie de schrijver is, maar zij sluiten het boek van de psalmen af met een doxologie, d.w.z. een serie van liederen die één geheel van aanbidding vormen. Zodoende is psalm 145 de laatstgenoemde psalm van David, en deze psalm is een model voor de reden waarom David een aanbidder van God geworden is.
De psalm begint met het opschrift dat het een loflied van David is, en dit is de enige keer dat deze titel wordt gebruikt in een psalm van David. Veel psalmen hebben een bepaald opschrift met aanwijzingen voor de muzikale leider, maar er zijn maar twee psalmen waar David boven schreef dat deze psalmen een gebed van hem waren, en dat zijn psalm 17 en 86. Maar psalm 145 is de enige keer dat David zelf de psalm omschreef als zijn loflied voor de Heer, dat heeft hij bij geen enkele andere psalm gedaan.
In Ps.144:9 spreekt David het verlangen uit dat hij een nieuw lied voor de Heer wil zingen, en dit verlangen vervult hij in psalm 145; deze psalm is het nieuwe lied dat hij voor de Heer zingt en dat expressie geeft aan zijn inzicht in de schoonheid van het wezen en karakter van God. In 145:1-2 geeft hij expressie aan zijn persoonlijke lofprijzing voor de Heer; hoewel hij zelf op dit moment waarschijnlijk al koning is geworden, beseft hij dat God de echte Koning is.
Deze eerste verzen spreken van aanbidding van God als een persoonlijke levensstijl die geworteld is in een jarenlange ervaring met de betrouwbaarheid van God en het groeiende inzicht in de majesteit en schoonheid van God. Hiermee gaf David te kennen dat hij in de eerste plaats een aanbidder van God was, en pas in de tweede plaats een koning in zijn dienstbaarheid aan God. Om die reden trok David ook zijn koninklijke mantel uit toen hij de ark van God naar Jeruzalem bracht om in een priesterlijk gewaad voor de ark van de Heer uit te dansen.
2Sam.6:14 Vol overgave danste hij voor de HEER, gekleed in een linnen priesterhemd.
David gaf hiermee te kennen dat hij in de eerste plaats een priester (aanbidder) van God wilde zijn, en pas in de tweede plaats een koning voor Israël en een overwinnaar over de vijanden van Israël. Zo mogen ook wij leren om onze levensvisie te baseren op het grote verlangen een buitengewone liefhebber van God te zijn van daaruit een radicale bevrijder van mensen te zijn; in deze levensvisie combineren wij het eerste en het tweede gebod (Matt.22:36-40).
David had door ervaringen geleerd dat nieuwe ontdekkingen over de schoonheid van de Heer hem inspireerden om een aanbidder van God te zijn; wanneer het vuur van geestelijke openbaring over de persoonlijkheid van de Heer op een laag pitje in ons leven brandt, zullen wij weinig energie hebben om Hem te aanbidden. Wanneer echter ons hart dagelijks in vuur en vlam gestoken wordt door nieuwe openbaring over het karakter van de Heer, zullen wij de mentaliteit van een aanbidder ontwikkelen, maar tegelijkertijd zal ons leven in groeiende mate invloed uitoefenen op mensen om ons heen.
De vervulling van het eerste en grote gebod zal er altijd toe leiden dat wij liefde zullen ontwikkelen voor de mensen om ons heen als vervulling van het tweede gebod. Maar de energiebron voor de liefde in ons leven is nieuwe ontdekkingen over de persoonlijkheid van God; want uitbundige aanbidding van God komt voort uit buitengewone openbaring over Zijn naam (145:3). Deze openbaring over de naam van God – d.w.z. Zijn persoonlijkheid – komt echter weer voort uit een levensstijl van meditatie in het woord van God.
Krachtige meditatie in het woord van God leidt tot nieuwe openbaring over de persoonlijkheid van God; deze fascinatie over de schoonheid van Gods wezen ontwikkelt in ons een diepe liefde voor Hem en heeft radicale gehoorzaamheid tot gevolg. David spreekt in 145:5 dat hij de glorie van Gods majesteit en Zijn wonderen wil bekendmaken, maar het Hebreeuwse woord voor bekendmaken is ‘siyach’ dat veel beter vertaald kan worden met mediteren of overdenken. In 143:5 spreekt David over zijn mediteren (mijmeren) over de daden van God en het aanschouwen van de werken van Zijn handen; alleen een gefascineerd hart zal de emotionele kracht in zijn hart ervaren om God met vurig enthousiasme te aanbidden.
S: De vervulling van Gods beloften.
In 1Sam.30 lezen we hoe iedereen in de nabijheid van David beschermd werd door de Heer, terwijl we in 1Sam.31 lezen hoe niemand in de nabijheid van Saul werd beschermd door de Heer. Het laatste hoofdstuk van 1Samuël toont het dramatische einde van Saul, Jonatan en nog twee andere zonen van Saul, terwijl het leger van Israël op de vlucht sloeg en velen van hen sneuvelden (31:1).
Terwijl David nog mediteert over de voortdurende bescherming door de Heer, wordt het toneel al klaargemaakt voor de vervulling van Gods belofte, namelijk dat David koning zal zijn over Israël. In 2Sam.1 lezen we hoe David te horen krijgt over de dood van Saul en Jonatan en de nederlaag van het leger van Israël; en hoewel Saul zijn grootste vijand was, rouwt David over hem omdat hij de gezalfde van de Heer was.
Maar vanaf dat moment gaan de ontwikkelingen heel snel, want David zoekt het aangezicht van de Heer en krijgt te horen dat hij naar Hebron moet gaan (2Sam.2:1); daar wordt hij gezalfd tot koning over Juda (2:4). Dit is nog maar een gedeeltelijke vervulling van Gods belofte over het leven van David, maar de belofte van God is iets anders dan de timing van God; de les die wij hieruit kunnen leren is dat wij nooit iets verliezen door geduld en nederigheid. In deze tijd heeft David psalm 18 geschreven en de Heer gedankt voor de bevrijding van al zijn vijanden (Ps.18:1).
In deze psalm laat David zien hoezeer hij de gevoelens van de Heer begrijpt, want het motief van de Heer om David te bevrijden is namelijk dat Hij David liefheeft (Ps.18:20); Hij heeft volgens de Hebreeuwse grondtekst plezier in David. Er zijn verschillende redenen waarom God plezier in ons heeft en waarom Hij er altijd voor zal zorgen dat Zijn beloften aan ons vervuld worden.
1) God heeft plezier in ons om wie Hij Zelf is in Zijn emotionele hart (Ps.18:20).
2) God heeft plezier in ons om de manier waarop Hij ons geschapen heeft (Ps.8:5-7).
3) God heeft plezier in ons om de gave van Zijn gerechtigheid aan ons (2Kor.5:21).
4) God heeft plezier in ons vanwege Zijn gave van een gewillige geest aan ons (Ps.51:12).
David wacht vervolgens op de Heer, hoewel iedereen weet dat hij tot koning gezalfd is, want wachten op de Heer in een relatie is voor David belangrijker dan ongeduldig grijpen naar een door God beloofde positie (Ps.37:3-5).
David heeft zeven jaar als koning geregeerd over Juda vanuit Hebron voordat hij tot koning gezalfd werd over heel Israël (5:3), en pas daarna trok hij op naar Jeruzalem en werd de toekomstige hoofdstad van Israël veroverd (5:6-10). Het tweede boek van Samuël toont ons het gezegende koningschap van David, maar ook de verschillende dieptepunten in zijn persoonlijke leven zowel als in zijn gezin en in zijn functie als koning over Israël. Maar altijd slaagde David er door de genade van God in om terug te vallen op het oorspronkelijke uitgangspunt van zijn leven, namelijk dat de Heer altijd de enige bron van zijn leven was (Ps.16:5, 27:4).
Of hij nu een fout maakte bij het terugbrengen van de ark van God naar Jeruzalem (6:1-11), of hij nu overspel pleegde met Batseba en vervolgens ook nog eens haar man Uria liet vermoorden (11:1-27), of zijn zoon Amnon een dochter van David verkrachtte (13:1-14) en David wel woedend werd maar er verder niets aan deed (13:21), of een andere zoon Absalom een nationale opstand creëerde (15:1-20:22), of hij beging de grote vergissing om een volkstelling te houden waardoor 70.000 mensen de dood vonden (24:1-25), altijd wist David de weg naar het hart van de Heer terug te vinden.
Dit was het grote geheim van het leven van David, omdat hij wist wie God was en hoe God over hem dacht en voelde; om die reden durfde David ongeacht de situatie altijd bij God terug te komen. En ook wij worden allemaal uitgenodigd om in datzelfde vertrouwen altijd naar de Heer toe te gaan ongeacht wat we fout hebben gedaan, ongeacht in welke situatie we ook terecht zijn gekomen, en ongeacht hoe we ons voelen en over onszelf denken. Het is niet zozeer David, de man van God, die ons veel te vertellen heeft, maar het is de God van de man David die ons heel veel te vertellen heeft over Zichzelf.
Jes.55:3-4 Leen Mij je oor en kom bij Mij, luister, en je zult leven. Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond, als bevestiging van Mijn liefde voor David. Hem heb Ik aangesteld
als vorst en heerser over de naties, als getuige voor de volken.
Getekend: V.v.d.B.
Copyright betekent voor uitsluitend de studieartikelen op deze website: ‘Right to copy’. Eenieder mag voor studiedoeleinden de artikelen gebruiken en als nodig aanpassen.