Twee illustraties van onze nieuwe identiteit.
Hooglied 1:5 Mijn huidskleur is bijna zwart, maar ik ben toch aantrekkelijk, meisjes van Jeruzalem; ik ben donker als de tenten van Kedar, maar mooi als de tentkleden van Salomo.
A: Inleiding.
Joh.15:3 Jullie zijn rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb.
In dit hoofdstuk wil ik kijken naar de levens van twee leerlingen van Jezus, naar hun grote identiteitscrisis en hoe Jezus hen hielp om hun nieuwe identiteit te ontdekken en daaruit te leven; deze twee leerlingen zijn Petrus en Johannes, maar de les van hun leven is toepasbaar op elke volgeling van Jezus.
B: Petrus de rots.
B1: De roeping van Petrus.
Matt.4:18-20 Toen Hij langs het meer liep, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. Hij zei tegen hen: Kom, volg Mij, Ik zal van jullie vissers van mensen maken. Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
Matteüs beschrijft ons in heel eenvoudige bewoordingen hoe de Heer de twee broers Petrus en Andreas riep om Hem te volgen maar zonder verdere details; Petrus droeg op dat moment nog de naam Simon.
Simon en Andreas waren twee zonen van een man die Jona heette (Matt.16:17) of Johannes (Joh.1:42). Jona woonde met zijn gezin in Betsaïda (Joh.1:44), maar later verhuisden Simon en Andreas naar Kapernaüm (Marc.1:29).
Andreas was een volgeling van Johannes de Doper (Joh.1:40) die hem op Jezus wees (Joh.1:35-36). Andreas vertelde daarna aan Simon wat Johannes de Doper over Jezus had gezegd, namelijk dat Hij de beloofde Messias was.
Toen Jezus daarna Simon en zijn broer Andreas riep om Hem te volgen, reageerden zij op een sterke innerlijke aandrang van de Heilige Geest, en zonder aarzelen lieten ze alles achter en volgden Jezus.
B2: Het dilemma van Simon.
Luc.5:4-10 Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen. Simon antwoordde: Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen. En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens. Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden. Jezus zei tegen Simon: Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.
Petrus heette oorspronkelijk Simon; de naam Simon komt van de Hebreeuwse naam Simeon wat ‘gehoord’ betekent. In zijn eerste ontmoeting met Jezus was Petrus zeer overtuigd van zijn bekwaamheid als visser, en niemand hoefde hem meer te vertellen hoe het werk van een visser gedaan moest worden. Maar zijn ontmoeting met Jezus deed zijn hele leven op zijn grondvesten schudden en hij werd voor het eerst diep overtuigd van zijn eigen menselijke tekortkomingen: ik ben een zondig mens.
Maar direct leerde Jezus hem een belangrijke les die nodig zou zijn voor het volgen van Jezus; om Jezus te kunnen volgen zou Petrus zijn angst voor zonde en tekortkomingen moeten loslaten, omdat Jezus groter was dan de gebreken van Petrus: wees niet bang! Petrus zou nog een lange weg moeten gaan om af te rekenen met de diepe afgrond van deze angst, maar Jezus zou hem op een prachtige weg leiden waarin afgerekend werd met deze angst voor zijn eigen zondige natuur.
De angst waarmee Petrus na die wonderbaarlijke visvangst worstelde, was de angst om Jezus teleur te stellen; hij volgde Jezus radicaal maar zijn radicaliteit was diepgeworteld in een faalangst, de angst om tekort te schieten in overgave aan Jezus. Dit is een verborgen angst waarmee alle gelovigen worstelen, omdat zij hun zekerheid zoeken in hun eigen toewijding aan Jezus i.p.v. te vertrouwen op Zijn toewijding aan ons. De Heer gaat met ons een belangrijke en vaak moeilijke weg om ons vertrouwen in onze eigen overgave af te breken en te vervangen door een diepgeworteld vertrouwen in Zijn overgave.
Gal.1:3-4 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van onze Heer Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld. Dat is de wil van onze God en Vader.
B3: De belangrijke levensles voor Petrus.
Ps.62:2-3+6-7 Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust, van Hem komt mijn redding. Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, nooit (= niet teveel) zal ik wankelen. … Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten. Hij alleen is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, ik zal niet (= nooit) wankelen.
Vertrouwen in je eigen radicale toewijding aan Jezus leidt tot trots wanneer je slaagt en tot zelfbeschuldiging wanneer je faalt, maar in beide gevallen ben je gericht op jezelf; en daar ligt nu juist het grootste probleem waarmee de Heer wil afrekenen. Trots en zelfbeschuldiging zijn allebei symptomen van een op zichzelf gericht hart dat bang is om te falen. Jezus wil ons de belangrijke les leren dat ons hart alléén bij God rust zal vinden.
Psalm 62 leert ons dat we in het begin het gevoel zullen hebben dat we niet teveel zullen wankelen wanneer wij rust vinden bij God (vers 2-3); maar wanneer wij het proces afmaken en deze rust blijvend gaan zoeken zullen wij nooit meer wankelen (vers 6-7). Ditzelfde principe vinden wij in de woorden van Jezus in Matt.11.
Matt.11:28-30 Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven. Neem Mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.
1) rust ontvangen: de eerste rust die wij in ons leven ontvangen komt, wanneer wij tot Jezus gaan en al onze vermoeidheid en lasten bij Hem neerleggen; dan geeft Hij ons Zijn rust. Deze rust ontvangen wij in één moment bij onze wedergeboorte. Dit is de rust van een pasgeboren baby die in de armen van de moeder ligt en daar gekoesterd wordt.
1Tess.2:7b …… wij zijn jullie tegemoet getreden met de tederheid van een voedster die haar kinderen koestert. In die gezindheid, vol liefde voor jullie……
2) rust vinden: blijvende rust vinden wij echter wanneer wij dagelijks bij Jezus komen onder het juk van afhankelijkheid dat Hij Zelf ook draagt omdat de Vader Hem dat zachte juk heeft opgelegd. Deze rust leren wij in een levenslang proces, wanneer wij als zonen en dochters van God in de leerschool van Zijn opvoeding terechtkomen.
1Tess.2:11-12 U weet dat wij voor ieder van u waren als een vader voor zijn kinderen. Wij hebben u aangespoord en bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven dat u God eer bewijst. Hij roept u tot Zijn koninkrijk en luister.
B4: Jezus bepaalde de echte identiteit van Petrus.
Joh.1:42 Jezus keek hem aan en zei: Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten, dat is Petrus, ‘rots’.
Matt.16:15-19 Toen vroeg Hij hun: En wie ben Ik volgens jullie? U bent de Messias, de Zoon van de levende God, antwoordde Simon Petrus. Daarop zei Jezus tegen hem: Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door Mijn Vader in de hemel. En Ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop Ik Mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Verandering van naam betekent ook verandering van identiteit, en doordat Jezus aan Simon de naam Petrus gaf, veranderde Hij daarmee de identiteit van Simon; de Hebreeuwse naam ‘Kephas’ en de Griekse naam ‘Petrus’ betekenen namelijk ‘rotsblok’.
Petrus’ belijdenis over Jezus en Diens Messiaanse identiteit is de rots waarop Jezus Zijn gemeente heeft gebouwd; in dit bouwen van de gemeente zou Petrus een belangrijke rol spelen. Jezus overhandigde aan hem als eerste grote geestelijke autoriteit in de vorm van geestelijke sleutels van het koninkrijk van God, iets wat Jezus in Matt.18:18-20 aan al Zijn leerlingen gaf. Met deze verandering van naam vond ook een diepe verandering van geestelijke identiteit plaats in het leven van Simon, die Petrus werd.
B5: Wel openbaring, maar nog geen inzicht.
Matt.16:21-23 Vanaf die tijd begon Jezus Zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. Petrus nam Hem ter zijde en begon Hem fel terecht te wijzen: God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren! Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: Ga terug, achter Mij, Satan! Je zou Me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.
De toewijding van Petrus aan Jezus kwam vanuit een zwak natuurlijk hart, maar was goed bedoeld; toch maakte deze zwakheid hem tot een instrument van satan. De grote openbaring die hij van de Vader over Jezus had ontvangen was doorgedrongen in zijn geest, maar had zijn natuurlijke hart nog niet veranderd. Vanuit zijn zelfvertrouwen in zijn eigen toewijding aan Jezus wilde hij Hem op een menselijke manier beschermen, maar hij bereikte precies het tegenovergestelde. Jezus kwam met een vlijmscherpe correctie, maar toonde zes dagen later dat Petrus nog steeds Zijn geliefde volgeling was. Het falen van Petrus deed niets af aan de liefde van Jezus, maar Petrus zou die belangrijke les nog moeten leren.
B6: Een bevoorrechte positie.
Matt.17:1-7 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als U wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia. Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem! Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht. Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn.
Ook in deze gebeurtenis liet Petrus zien wat het dilemma van Petrus was; het is het dilemma dat het Joodse volk al sinds zijn ontstaan heeft achtervolgd. Het is een dilemma waarmee ook elke gelovige uit de heidenen geconfronteerd zal worden in zijn wandel met de Heer.
Rom.10:2-4 Ik kan van hen getuigen dat ze God vol toewijding dienen, maar het ontbreekt hun aan inzicht. Omdat ze Gods gerechtigheid niet kennen, proberen ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden en verlaten ze zich niet op Gods vrijspraak. De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard.
In deze tekst kunnen we in plaats van het woord gerechtigheid ook het woord toewijding invullen, of het woord overgave, of het woord liefde of passie of hartstocht. Deze tekst zegt dat het woord van God zijn doel en voltooiing in Christus vindt; het is Zijn gerechtigheid én Zijn toewijding én Zijn overgave én Zijn liefde, passie, hartstocht voor ons.
In dit gedeelte worden echter mensen beschreven die vol toewijding God willen dienen maar zonder inzicht; ze begrijpen de gerechtigheid van God niet en daarom zoeken ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden, en zo missen ze het doel van het woord van God, namelijk de persoon Jezus Christus. Zij die gaan begrijpen dat het niet hun eigen toewijding aan God is die hen vrijspreekt, maar de toewijding van God aan hen, zullen rust en vrede vinden in de persoon Jezus Christus. Door dit geloof worden zij vrijgesproken en rechtvaardig verklaard.
B7: De voorzegging van Jezus.
Luc.22:31-34 Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken. Simon antwoordde: Heer, ik ben zelfs bereid om met U de gevangenis in te gaan en te sterven. Maar Jezus zei: Ik zeg je, Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je Mij kent.
Tijdens het laatste pesachmaal met Zijn leerlingen waarschuwde Jezus Petrus, dat satan hem zo zwaar zou beproeven dat Petrus de Heer zou verloochenen. Petrus ontkende vurig, dat hij zoiets zou doen; in zijn eigen ogen was hij bereid om de Heer tot in de dood te volgen. Maar Petrus begreep daarbij niet, dat hij meer vertrouwen had in zijn eigen toewijding aan de Heer dan in de toewijding van de Heer aan Petrus.
Petrus zei van zichzelf dat hij bereid was om met Jezus de gevangenis in te gaan en te sterven; Lucas gebruikt daarbij het Griekse woord ‘hetoimos’ wat ‘voorbereid’ betekent maar niet ‘bereidwillig’. Nu was Petrus wel degelijk bereidwillig om met Jezus te sterven, maar hij was in geen enkel opzicht voorbereid met Jezus te sterven; het verschil tussen deze twee waarheden begreep hij nog niet.
B8: Een eerste openbaring.
Joh.15:3 Jullie zijn rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb.
Joh.13:10 Hierop zei Jezus: Wie gebaad heeft, hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein, maar niet allemaal.
In Zijn laatste gesprek met Zijn leerlingen maakte Jezus nog een belangrijke opmerking. Let wel, dat Joh.13 plaatsvond tijdens hetzelfde gesprek als Lucas 22:31-34. Het is opmerkelijk dat Jezus Zijn volgelingen allemaal rein verklaarde (behalve Judas de verrader), hoewel Hij in Matt.26:31 zei dat zij Hem allemaal in de steek zouden laten. M.a.w. ondanks het feit dat zij Jezus in de steek lieten en ondanks het feit dat Petrus Hem driemaal zou verloochenen, verklaarde Jezus hen allemaal rein (behalve Judas). Hoewel Petrus op dat moment zwak en onvolwassen in God was, maakte deze zwakheid hem niet vuil, want Jezus zei dat hij helemaal rein was.
Wat een perspectief! Gelovigen kunnen geestelijk onvolwassen zijn voor God maar toch schoon, omdat geestelijke onvolwassenheid niet hetzelfde is als rebellie. Rebellie is de conditie van hen die vuil zijn voor God, en dat was het geval met Judas want hij had een verraderlijk hart. Jezus noemde Judas een duivel (Joh.6:70) en een mens die verloren ging (Joh.17:12). Maar de anderen waren rein in hun geest door de woorden die Jezus tot hen gesproken had (Joh.15:3); daardoor waren hun levens schoon voor God en hoefden alleen hun voeten nog maar gewassen te worden (Joh.13:10).
Wie door het waterbad van het woord van Jezus gaat, wordt geheiligd en gereinigd totdat hij zonder vlek of rimpel is, totdat hij heilig en zuiver is; hij maakt deel uit van de Bruid van Christus (Ef.5:25-32). Wij zijn rein, ook al zijn we nog niet volwassen.
B9: Een tweede openbaring.
Matt.26:41 …… de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak (N.B.G.’51).
Een aantal uren na het gesprek tijdens het laatste pesachmaal in de bovenzaal was Jezus met Zijn leerlingen in de tuin Gethsemane, waar Hij Petrus een tweede belangrijke waarheid vertelde. Jezus gaf hem een tweevoudige beschrijving van de manier waarop het verloste hart van een mens werkt. Op dat moment begreep Petrus nog niets over zijn eigen menselijke hart; hij had nog geen werkelijk inzicht in de twee dimensies van de mens.
Het hart is het centrum van de natuurlijke mens, dat gericht is op zelfbewustzijn, terwijl de geest de bovennatuurlijke mens is, die gericht is op Godbewustzijn. Petrus had een zwak hart, maar hij bezat ook een gewillige geest; hij struikelde omdat zijn hart zwak was, maar toch verlangde hij naar Jezus omdat hij een gewillige geest had.
Wij kunnen dus struikelen zonder dat wij vallen; wij kunnen tekortschieten en toch rein zijn voor de Heer. Dat betekent niet dat onze zonde niet meer terzake doet, maar het is extreem belangrijk om te beseffen dat God nog steeds de schreeuw van ons hart ziet wanneer wij zondigen. Wanneer wij struikelen weet God dat wij nog steeds een gewillige geest hebben en dat wij Hem nog steeds oprecht liefhebben. Wij zijn geen hopeloze huichelaars wanneer wij struikelen, want er is een wereld van verschil tussen geestelijke onvolwassenheid en geestelijke rebellie.
Spr.24:16 Een rechtvaardige komt zevenmaal ten val, maar telkens staat hij op. Een goddeloze struikelt door zijn slechte daden, en komt voorgoed ten val.
B10: De verdorvenheid van het hart.
Jer.17:9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen?
In het menselijke hart bestaat een veel grotere capaciteit tot zonde dan wij werkelijk begrijpen; niemand bevat volledig de diepte van de verdorvenheid van het menselijke hart. Wij hebben vele onopgemerkte gebieden van zonde, die onder de oppervlakte van ons hart liggen als verborgen breuklijnen, die bij een aardbeving een belangrijke rol spelen. De genade van God helpt ons echter op manieren, die wij nog lang niet begrijpen. Paulus begreep iets van de grote mate van zijn zondigheid, toen hij het volgende zei.
1 Tim.1:15 Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden, onder welke ik een eerste plaats inneem.
Inzicht in de zwakte van onze natuurlijke mens is een belangrijk aspect van de waarheid over wie wij werkelijk zijn, maar het is niet de hele waarheid over wie wij zijn. Wij worden pijnlijk verrast wanneer wij een zonde begaan, en verdriet kan ons dan overweldigen. Wij hebben dan de neiging om te denken dat God evenzeer verbaasd is over onze zonde als wijzelf, en dat Hij dan ook verdrietig is en vooral teleurgesteld in ons. Maar zulk verkeerd begrip over wie God is resulteert vaak in angst voor afwijzing door God.
Het is voor ons van groot belang om inzicht te krijgen in wat God over ons denkt en hoe Hij over ons voelt in onze zwakheid. Gods liefde voor ons in onze zwakheid is niet hetzelfde als Zijn goedkeuring of afkeuring in gebieden van ons leven waar wij zondigen; Hij disciplineert ons omdat Hij onze zonde afkeurt, maar dat is nu precies het resultaat van Zijn intens hartstochtelijke liefde voor ons. Hij corrigeert ons niet omdat Hij ons afwijst maar juist omdat Hij ons aanvaardt en een intieme relatie met ons wil.
Luc.22:31 Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken.
Jezus wist dat Petrus zou struikelen, maar Hij bad voor Petrus opdat zijn geloof in Jezus niet zou bezwijken. Jezus wist dat Petrus het geloof in zichzelf zou verliezen, maar op dat moment zou het belangrijk voor Petrus zijn om zijn geloof in Jezus niet te verliezen. Mensen verliezen vaak hun geloof in God als zij het vertrouwen in zichzelf verliezen, maar het verlies van ons zelfvertrouwen is juist bedoeld om ons geloof in God te versterken. Het is voor velen van ons moeilijk te begrijpen dat God van ons houdt en van ons geniet in onze zwakheid; wij hebben God lief ook als wij onvolwassen zijn. Wij zijn rein voor God door het volbrachte werk van Jezus op het kruis van Golgotha en door de woorden die Hij over ons heeft uitgesproken.
Ps.103:13-14 Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de Heer voor wie Hem vrezen. Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.
B11: Petrus’ teleurstelling in zichzelf.
Joh.21:3 Petrus zei: Ik ga vissen …… maar de hele nacht vingen ze niets.
De grote vraag is waarom Petrus weer ging vissen; het was weliswaar zijn oude beroep (Luc.5:1-11), maar dat had hij opgegeven om Jezus te kunnen volgen. Hij ging niet vissen omdat ze geld nodig hadden, en hij ging ook niet vissen als recreatie. Hij pakte zijn oude beroep weer op, omdat hij diep teleurgesteld was in zichzelf, want hij had driemaal Jezus verloochend. Petrus nam afstand van de roeping, die Jezus voor hem had bestemd, namelijk om een visser van mensen te zijn (Luc.5:10); hij trok zich terug uit de bediening om mensen te vangen voor Jezus omdat hij niet eens zichzelf kon vangen.
Als wij de zondigheid van onze natuurlijke mens ontdekken, komen we in een crisis en redeneren wij, dat het te pijnlijk is om ons uit te strekken naar de hoogste dingen van God, omdat wij geloven dat wij voortdurend zullen falen. Het lijkt gemakkelijker te zijn om te leven in een oppervlakkige relatie met Jezus dan de pijn van mislukking onder ogen te moeten zien.
Petrus distantieerde zich van geestelijk leiderschap, omdat hij zich niet gekwalificeerd voelde voor apostelschap. Zijn hart was zo gewond geraakt, omdat hij tot drie keer toe Jezus had verloochend; hij had het gevoel dat hij de Heer ernstig had teleurgesteld. Hij kon Jezus niet onder ogen komen vanwege zijn ernstige mislukking.
Op zo’n moment willen wij van de Heer wegrennen, terwijl wij juist naar Hem toe moeten rennen. Petrus voelde zich mislukt als geestelijke visser, en daarom keerde hij terug naar het beroep van natuurlijke visser, want daar was hij wel goed in. Mislukken als gewone visser is minder erg dan mislukken als apostel; in dat laatste kon hij God nooit meer onder ogen komen.
In zo’n situatie kunnen mensen de toekomst niet onder ogen zien, omdat ze bang zijn opnieuw te falen. We nemen dan genoegen met een minder diepe relatie met Jezus, niet omdat we niet meer van Hem houden, maar omdat we bedekt zijn met schaamte vanwege de mislukkingen. Schaamte verhindert ons om in contact met God te komen; en zo was het ook met Petrus.
B12: Herstel van de relatie.
Joh.21:15 ……sprak Jezus Simon Petrus aan: Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier? Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U hou.
Joh.21:16 Nog eens vroeg Hij: Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief? Hij antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U hou.
Joh.21:17 ……en voor de derde maal vroeg Hij hem: Simon, zoon van Johannes, hou je van Me? Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U hou.
Jezus vroeg driemaal dezelfde vraag aan Petrus: Simon, heb je Mij lief? Deze vraag moet Petrus’ hart doorboord hebben met een gevoel van pijn en teleurstelling in zichzelf. Maar Jezus stimuleerde Petrus juist om terug te keren naar dezelfde kwaliteit van relatie die hij met Jezus had, voordat hij Hem driemaal verloochende. Door hem driemaal te laten zeggen, dat hij van Jezus hield, liet de Heer aan Petrus zien, dat hij wel degelijk van Jezus hield. Maar nog belangrijker was dat Petrus in de gaten kreeg dat Jezus al die tijd geweten had van zijn zwakheid, maar dat Hij desondanks altijd van Petrus was blijven houden. Jezus hield ook van Petrus in de zwakheid van zijn natuurlijke mens.
Wanneer God ons een vraag stelt, doet Hij dat niet om informatie te krijgen, want God weet alles over ons. Jezus stelde Petrus driemaal een vraag, opdat Petrus inzicht zou krijgen in zichzelf. Jezus wist dat Petrus van zijn Heer hield, maar Petrus wist dat zelf niet meer. Petrus was niet gaan twijfelen aan Jezus, maar hij was gaan twijfelen aan zichzelf. Op dezelfde manier vroeg God aan Adam: Waar ben je? (Gen.3:9). God wist heel goed waar Adam was; Hij wist precies achter welke struik hij verborgen zat. Maar God wilde Adam de waarheid laten zien over waar hij als mens terecht gekomen was in zijn geestelijke situatie.
Jezus wist van tevoren, dat Zijn leerlingen Hem in de steek zouden laten; Hij wist dat Petrus Hem driemaal zou verloochenen. Hij wist dat omdat Hij de zwakheid van hun natuurlijke mens kende. Maar Jezus wist ook dat zij Hem allemaal liefhadden (behalve Judas) en dat zij met heel hun hart Hem wilden volgen; Jezus wist dat zij een gewillige geest hadden. Jezus herstelde Petrus in zijn relatie met de Heer door hem te laten belijden, dat hij Jezus liefhad. Jezus zei in feite: “Petrus, Ik weet dat jij Mij liefhebt. Als Ik naar jou kijk, zie Ik een gewillige geest, die Mij liefheeft. Ik weet ook dat jouw natuurlijke mens zwak is, maar Ik zie het diepe verlangen in jou om Mij lief te hebben en Mij te volgen. En Ik wil dat jij dat ook over jezelf weet.”
Jezus brak de schaamte in het hart van Petrus weg door hem driemaal te laten belijden, dat hij Jezus liefhad. En Petrus kwam tot de erkenning dat Jezus inderdaad wist, dat hij, Petrus, van Jezus hield. “Heer, U weet alles, u weet toch dat ik van U hou.” Jezus bracht Petrus terug in een liefdevolle relatie met zijn Heer, waarin geen plaats meer was voor schaamte. Daardoor bracht Jezus hem ook terug in zijn bediening om een visser van mensen te zijn.
C: Johannes, de apostel der liefde.
C1: Zijn achtergrond en zijn roeping.
Een van de andere twaalf leerlingen van Jezus was Johannes; hij was was een jongere broer van Jacobus die ook een volgeling van Jezus werd. Zij waren twee zonen van hun vader Zebedeüs, die het zich kon permitteren om dagloners in dienst te nemen (Mc.1:20). Hun moeder was Salomé (Mt.27:56, Mc.15:40), die later ook bij de kruisiging aanwezig was en daar de zuster van Maria, de moeder van Jezus, genoemd wordt (Joh.19:25), waaruit zou kunnen blijken dat Johannes en Jacobus neven van Jezus waren.
Johannes was waarschijnlijk een leerling van Johannes de doper (Joh.1:35-37); en het was Johannes de doper die hem op Jezus wees als het Lam van God. Daarna ging hij voor het eerst samen met Andreas, de broer van Petrus, achter Jezus aan. Na de wonderbaarlijke visvangst in Lucas 5:1-11 werd Johannes definitief geroepen om Jezus te volgen.
Hij kreeg samen met zijn broer Jacobus de naam ‘Boanerges’ wat een samenstelling is van twee Aramese woorden ‘ben’ en ‘regaz’, dat is ‘zonen van de donder’ (Mc.3:17). Het woord ‘donder’ (regaz) heeft de betekenis van ‘woedende toorn’ (Dan.3:13, Ezra 5:12). Ook uit het levensverhaal van Johannes kunnen we bijzondere lessen leren over het ware karakter van onze identiteit in Christus.
C2: Zijn relatie met Jezus in een vroeg stadium.
Johannes behoorde temidden van een grote menigte volgelingen tot de kleinere kring van de twaalf apostelen van Jezus, maar binnen deze kring behoorde hij ook nog eens tot de groep van drie meest intieme vrienden van Jezus, die door Hem op speciale momenten werden meegenomen. Jezus nam Petrus, Johannes en Jacobus mee toen Hij de dochter van Jaïrus uit de dood opgewekte en weer tot leven bracht (Mc.5:37).
Ook nam Jezus deze drie mannen mee naar een berg waar door een hemelse openbaring de echte identiteit van Jezus als Zoon van God onthuld werd (Mt.17:1). En de derde keer dat Jezus deze drie mannen apart van de rest van de groep leerlingen meenam was in de tuin van Gethsemane, waar Jezus later in de die nacht gearresteerd zou worden (Mt.26:37).
C3: Zijn natuurlijke karakter.
Johannes kreeg de bijnaam ‘zoon van de donder’ niet zomaar; het was een opmerkelijk terechte omschrijving van zijn natuurlijke identiteit. Maar Jezus zou Jezus niet zijn als Hij deze natuurlijke identiteit van Johannes niet zou ombuigen tot een geestelijke identiteit waarin hij een hemelse zoon van de donder zou worden. Johannes ontving in een serie visioenen de inhoud van het boek Openbaring en dat schreef hij op; dit boek heeft het geestelijke karakter van een donderslag bij heldere hemel wanneer de oordelen van God in de eindtijd volledig in vervulling gaan. Zo schreef Johannes ook zijn drie brieven met woorden die in hun effect niet onderdoen voor de kracht van donderslagen. En aan het eind van zijn leven schreef hij het Johannes-evangelie.
Het is zeer opvallend dat in het Nieuwe Testament het begrip ‘donderslag’ alleen voorkomt bij deze Johannes, namelijk in de betekenis van zijn naam (Marc.3:17), in zijn evangelie (Joh.12:29) en verder negen keer in het boek Openbaring. Hij is blijkbaar de enige in het Nieuwe Testament die affiniteit heeft met het begrip ‘donderslag’.
C4: Karakteristieke gebeurtenissen.
Luc.9:46 Ze begonnen onderling te redetwisten over wie van hen de belangrijkste was.
Dit is een heel opmerkelijk moment in het leven van Johannes, want Jezus had zojuist voor de derde keer Zijn lijden en sterven aangekondigd (Mt.17:22-23), maar de betekenis van Jezus’ woorden ontging Johannes volledig. Het drong niet tot Johannes door dat Jezus zojuist gezegd had dat Hij, de Zoon van God, Zijn leven zou afleggen in de dood; Jezus was zonder meer de belangrijkste van hen allemaal maar Hij nam de laagste positie in.
Johannes echter besefte totaal niet wat Jezus zei, en vlak daarna deed hij volop mee in de discussie over wie van de twaalf apostelen de belangrijkste was.
Het was voor hem blijkbaar niet genoeg om één van de twaalf belangrijkste mensen van de wereld te zijn, want hij wilde ook nog eens de belangrijkste van deze top-twaalf zijn. Hoezo hoogmoedig? Let maar eens op de volgende gebeurtenis.
Luc.9:49 Daarop zei Johannes: Meester, we hebben iemand gezien die in Uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij U niet samen met ons volgt.
Jezus had net de vorige discussie afgesloten door duidelijk te maken dat Zijn leerlingen nederig moesten worden als een kind, omdat de kleinste onder hen in feite de grootste was. De betekenis van dit onderwijs ontging Johannes helemaal en hij demonstreerde vervolgens een geest van exclusiviteit; hij wilde iemand van zijn zalving beroven, omdat deze persoon geen deel uitmaakte van hun groep. In zijn natuurlijke trots vond Johannes zichzelf enorm belangrijk omdat hij een volgeling van Jezus was; maar in die houding vond hij alle andere mensen die Jezus niet volgden onbelangrijk, en daarom wilde hij deze man van zijn zalving beroven.
Was het uitdrijven van demonen dan niet belangrijk? Was het niet belangrijk om mensen te bevrijden van de boeien van de duisternis? Jezus had hen Zelf geleerd dat het uitdrijven van demonen een kenmerk was van het koninkrijk van God (Matt.12:28); en Hij had de twaalf apostelen erop uitgestuurd om demonen uit te drijven (Matt.10:1). De volgende gebeurtenis was helemaal bizar.
Luc.9:54 Toen de leerlingen Jacobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?
In dit gedeelte blijkt hoezeer Jacobus en Johannes hun bijnaam ‘zonen van de donder’ eer aandeden; zij hadden nog een zeer extreem harde mentaliteit, en ze wilden net als Elia vuur uit de hemel laten dalen (2Kon.1:10-12). Maar deze zelfde Elia had net in Luc.9:31 met Jezus over het kruis gesproken, hoewel Johannes net als Petrus en Jacobus in slaap gevallen was. Was Johannes dit alweer vergeten?
Maar Jezus draaide Zich naar hen om en wees hen streng terecht; gelukkig maar. Toch was Johannes bijzonder hardleers en drong het onderwijs van Jezus nog niet erg diep tot hem door; dat blijkt wel uit de volgende gebeurtenis waarbij Jacobus en Johannes met een speciaal verzoek bij Jezus kwamen.
Marc.10:35-37 Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij Hem en zeiden: Meester, we willen dat U voor ons doet wat we U vragen. Hij vroeg hun: Wat willen jullie dan dat Ik voor je doe? Ze zeiden: Wanneer U heerst in Uw glorie, laat één van ons dan rechts van U zitten en de ander links.
Opnieuw blijkt hier wat voor natuurlijke mentaliteit Johannes in feite bezat, want hij stelde deze vraag vlak nadat Jezus voor de vierde keer Zijn lijden en sterven had aangekondigd. Johannes wilde niet alleen de nummer één van de twaalf zijn, maar zelfs de nummer één van de hele mensheid. Alle andere leerlingen (zelfs Judas!), waren zeer woedend (vs.41).
Johannes demonstreerde een natuurlijk karakter van onvoorstelbare arrogantie en trots; hij bezat een zeer hoogmoedige geest. Maar Jezus wist precies hoe Hij deze trotse volgeling moest ombuigen tot een zeer nederige leider die aan het eind van zijn leven bekend zou staan als de apostel der liefde.
C5: Zijn houding tijdens de laatste dagen van Jezus.
Johannes had samen met Petrus het Pascha mogen voorbereiden (Luc.22:8), maar hij had totaal niet in de gaten welke diepe betekenis deze maaltijd voor Jezus had. Toch lag hij naast Jezus aan tafel (Joh.13:23), en deelde Jezus zelfs met hem het geheim dat Judas de verrader van Jezus was.
Hij werd in Gethsemane speciaal door Jezus uitgenodigd om verder dan de anderen mee te gaan en voor Jezus te bidden, maar hij viel tot drie keer toe in slaap. En ook hij vluchtte weg toen de soldaten Jezus kwamen arresteren (Mc.14:50), hoewel ook hij, net als de rest, met grote stelligheid had beweerd dat hij Jezus nooit zou verloochenen (Mc.14:31).
Bij het kruis stond Johannes naast Maria, de moeder van Jezus, en daar ontving hij van Jezus de opdracht om voortaan voor Maria te zorgen (Joh.19:26-27), en dat heeft hij waarschijnlijk met heel zijn hart gedaan. Als laatste lezen we nog dat hij samen met Petrus na de kruisiging van Jezus naar het graf ging (Joh.20:1-10) om tot de ontdekking te komen dat het graf leeg was.
C6: Johannes in het boek Handelingen.
Op de pinksterdag werd ook Johannes gedoopt in de Heilige Geest en onderging hij een dramatische verandering. In Hand.3 genas hij samen met Petrus de verlamde bedelaar, die bij een ingang van de tempel zat. Vervolgens werden zij gearresteerd, maar weigerden toe te geven aan de dreiging van het sanhedrin (Hand.4:19-20).
In Hand.8 ging Johannes samen met Petrus naar Samaria als vertegenwoordigers van het geestelijke leiderschap in Jeruzalem (Hand.8:14) en daar bracht hij het vuur van de Heilige Geest i.t.t. het vuur van oordeel zoals hij dat in Luc.9:54 had willen doen. In Hand.12:2 werd zijn broer Jacobus geëxecuteerd, waarmee Jacobus de eerste martelaar werd van de twaalf apostelen, maar Johannes raakte daardoor niet verbitterd of ontmoedigd en ging vastberaden verder in het werk voor de Heer.
Uiteindelijk overleefde hij de hele groep van apostelen en als enige van hen stierf hij een natuurlijke dood. Later omschreef Paulus hem als een steunpilaar van de gemeente te Jeruzalem (Gal.2:9). Zo zien we dat hij door het onderwijs van Jezus en door de werking van de Heilige Geest veranderde in een geestelijk volwassen leider.
C7: Zijn verdere levensloop.
Op latere leeftijd is Johannes naar de stad Efeze verhuisd, omdat daar een zeer grote gemeente ontstaan was; daar is hij tot zijn dood gebleven en begraven. Tijdens zijn verblijf in Efeze werd hij vanwege zijn geloof in Jezus verbannen naar het eiland Patmos, dat voor de kust van Turkije ligt (Openb.1:9); maar later werd hem toegestaan om weer terug te keren.
Johannes is meer dan 90 jaar oud geworden, en hij is als enige van de twaalf apostelen niet een martelaarsdood gestorven maar een natuurlijke dood. Jezus leek hier naar te verwijzen in Joh.21:20-23.
Op hoge leeftijd deed Johannes regelmatig de uitspraak: “Kinderen, laten we elkaar liefhebben.” Als men dan aan hem vroeg waarom hij dat zo vaak zei, was zijn antwoord: “Omdat het de opdracht van de Heer is; als we dit doen, gebeurt er al genoeg.” Zo ontving hij de titel “apostel der liefde.”
C8: Zijn geestelijke geheim.
Joh.13:1 Jezus had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en Zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
Joh.15:9 Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad. Blijf in Mijn liefde.
Joh.17:26 Ik heb hun Uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.
In het evangelie van Johannes beschrijft hijzelf hoe groot de liefde van Jezus voor Zijn apostelen was; Jezus volhardde in deze liefde tot aan het allerlaatste moment. Óók Johannes echter liet zijn vriend Jezus in de steek; en ook hij moet net als Petrus diep teleurgesteld geweest zijn in zichzelf.
Hij moet dan ook enorm geschokt zijn geweest toen hij bij het kruis de opdracht van Jezus kreeg om verder de zorgen op zich nemen voor Maria, de moeder van Jezus; Jezus bleef daarmee Zijn liefde aan Johannes bewijzen ondanks het feit dat deze Hem een paar uur eerder in de steek had gelaten.
Op de pinksterdag ontving hij de Heilige Geest en vanaf dat moment brandde het vuur van Gods liefde in zijn leven, want Johannes kwam in aanraking met de rivier van vuur die uit de troon van God stroomt (Dan.7:10). Voor het eerst begreep hij hoe groot de liefde van Jezus voor hem was, en hij leerde om zijn natuurlijke identiteit als ‘zoon van de donder’ te laten vervangen door de liefde van Jezus.
Jezus werd groter in hem en daardoor werd hijzelf kleiner (Joh.3:30). Zo veranderde deze ‘zoon van de donder’ in de apostel van de liefde, omdat hij intens leerde begrijpen hoe afhankelijk hij was van de liefde van Jezus, de grootste transformerende kracht in het heelal.
C9: Zijn belijdenis.
Johannes noemde zichzelf vijf keer ‘de leerling van wie Jezus hield’ (Joh.13:23,19:26,20:2, 21:7+20). Hij heeft zichzelf niet één keer bij zijn naam Johannes genoemd in zijn eigen evangelie, hoewel zijn naam ‘God is genadig’ betekent. Hij werd in geestelijke betekenis ‘de leerling van wie Jezus hield, die aan Zijn boezem lag’ (Joh.13:23).
Johannes ontdekte zijn geestelijke identiteit als oplossing voor het overwinnen van zijn natuurlijke identiteit, en deze ontdekking deed hij door zo dicht mogelijk bij Jezus te blijven. Hij lag aan tafel naast Jezus en dat was de beste plek om te ontdekken dat hij de leerling was van wie Jezus hield.
D: Gods genade voor ons allemaal.
1 Joh.3:9 Wie uit God geboren is zondigt niet, want Gods zaad is blijvend in hem. Hij kan zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Mannen en vrouwen in het koninkrijk van God die geen gezond inzicht hebben in de zwakheid van hun natuurlijke mens worden gevaarlijk, wanneer God hen zalft in leiderschap en bediening; zij kunnen veel schade aanrichten door hun geestelijke trots. Zelfrechtvaardiging, geestelijk misbruik en een verkeerd gebruik van geestelijke autoriteit komen allemaal voort uit het probleem van het gebrek aan nederig inzicht in de zwakheid van de natuurlijke mens.
Wij staan bol van trots als we niet beseffen dat we van nature zwak zijn; maar we beginnen te wanhopen als we niet beseffen dat we een gewillige geest hebben. God wil geen roekeloze trots maar ook geen wanhopige veroordeling; Hij wil dat wij ons veilig voelen in liefde, altijd verzekerd van Gods vreugde over ons en dat Hij onze liefde ondanks onze zwakheid als echt en oprecht ziet. God ziet in ons het oprechte verlangen om een hartstochtelijke liefhebber van God te zijn; dat is de gewilligheid in onze geest.
Een gelovige, die werkelijk wedergeboren is, kan nooit met een comfortabel gevoel in de zonde leven, omdat God een gewilligheid in zijn geest heeft gelegd. Wij kunnen deze gewilligheid nooit gemakkelijk ontkennen. Hoewel we nog steeds zondige daden kunnen doen, kunnen we nooit meer een leven lijden, waarin wij God totaal negeren zonder enige vorm van angst of schuldgevoel. Wedergeboren gelovigen die proberen God te negeren, zijn de meest ellendige mensen op aarde.
Zij hebben te veel van God in hun leven om van de zonde te kunnen genieten, en ze hebben te veel van de zonde in hun leven om van God te kunnen genieten. Zij leven in een moeilijke situatie, omdat de Heilige Geest in hen woont, die zegt: jij behoort aan God toe. Daarom worden hun pogingen om door te gaan met zondigen voortdurend gehinderd. De gepassioneerde liefde en jaloerse hartstocht van God zal hen altijd blijven achtervolgen, totdat zij zichzelf volledig overgeven aan hun Bruidegom.
Hgl.7:11 Ik ben van mijn geliefde, en in vurig verlangen strekt hij zich naar mij uit.
Wees dus niet wanhopig wanneer je zeer zwakke eigenschappen in je natuurlijke hart ontdekt, want God heeft door de wedergeboorte een hemelse bereidwilligheid in je geest gelegd. Wanneer je last krijgt van je zondige natuurlijke mens, weet dan dat het hart van God boordevol gepassioneerde liefde is over jouw wedergeboren geest. Leer net als Petrus en Johannes je ware identiteit in Jezus Christus ontdekken.
Getekend: V.v.d.B.
Copyright betekent voor uitsluitend de studieartikelen op deze website: ‘Right to copy’. Eenieder mag voor studiedoeleinden de artikelen gebruiken en als nodig aanpassen.